
Deze website leest vooralsnog het prettigst op een desk- of laptop. Op sommige tablets en smartphones valt een deel van de illustraties weg. U moet gewoon even doorscrollen wanneer u op zo'n ogenschijnlijk leeg vlak stuit. Aan een oplossing wordt gewerkt.
HISTORISCH OVERZICHT
van de stad
DEN BRIEL (BRIELLE)
en zijn
INWONERS
Een deel van de in onderstaande teksten verzamelde informatie is mondeling overgeleverd door twee markante Briellenaren, die helaas niet langer onder ons zijn: mw. A. van Zee-Mol en de heer A. van Hulst.
Op deze site gebruikte foto's komen uit de privécollectie van 'De STEEG'. Ze zijn of zelfgemaakt, voor de winkel aangekocht of door Yvonne Molenaar gemaakt. Ansichtkaarten zijn in de winkel te koop (geweest). De overige illustraties zijn afkomstig uit auteursrechtenvrije bronnen op het internet. Voor de teksten geldt: © 2012/2013/2014 - Antiek & Curiosa De Steeg
De naam Den Briel
De naam Den Briel is een min of meer fonetische weergave van het Keltische woord brogilo, dat zoiets betekent als 'ingesloten gebied', 'omheinde weide', 'jachtgebied' en omheinde opslagplaats of stapelplaats.* De Kelten gebruikten het woord ook voor lage, drassige gebieden die vaak omheind waren en daardoor geschikt waren voor het laden en lossen van schepen.
Het Keltische woord werd in het Latijn Brogilum. Het ingewikkelde Keltische woord 'Brogilo' dat ongeveer als Briel werd uitgesproken, zou overigens een aanpassing kunnen zijn van het eveneens Keltische woord 'Breialo'. De Keltische varianten Brogilo en Breialo hebben ook in Duitsland (Brühl) en Frankrijk (Breuil en Bruelh) sporen nagelaten.
* Een stapelplaats is een plek, waar schepen en/of wagens werden gelost, waarna de lading er tijdelijk werd opgeslagen. Om, eventueel na betaling van een belasting, via andere schepen of wagens naar andere plaatsen in het achterland van de stapelplaats te worden gebracht. Het systeem werkte natuurlijk ook andersom. Vanuit het achterland (en per schip aangevoerde lading kon in stapelplaats Den Briel op zeeschepen worden gezet en (vooral) naar havens in Engeland, Schotland, Scandinavië en andere aan de Oostzee gelegen landen worden vervoerd. Op de terugweg namen de schepen natuurlijk weer in Den Briel te stapelen retourwaren mee, die men nodig had in het achterland.
Den Briel lag zowel aan de Maasmond als aan de veenstroom De Goote (oorspronkelijke naam: Suthmare). Totdat de Goote werd ingepolderd kwamen en gingen er over deze rivier veel rijk beladen binnenschepen van en naar het graafschap Vlaanderen (o.a. Antwerpen, Brugge, Gent) en het het hertogdom Brabant (o.a. Den Bosch en Brussel).
Als belangrijke vissershaven genereerde Den Briel in de Middeleeuwen zelf ook handelswaar, die vanuit de stad werden gedistribueerd. Vanouds werd van Voornse schapen afkomstige wol in Engeland geruild voor haring die, samen met de door de eigen inwoners gevangen vis, vanuit Maarland (later: Den Briel) over de rest van haringetend Europa werd verspreid.
Den Briel is dus eigenlijk uit twee plaatsen ontstaan: Maerlant (Maarland) en Den Briel. In september 2019 schreef het plaatselijke magazine Briellenaer over een bij de huidige Langestraat gelegen boerderij, waarbij een (waarschijnlijk omheinde) weide hoorde. Of de boer blij zal zijn geweest met de weide valt te bezien, omdat het geen privéterrein was, maar Jan en alleman zijn vee kon stallen of spullen kon opslaan.
Het door De Steeg zeer gewaardeerde en aan de plaatselijke geschiedenis gewijde blad Brielse Mare (uitg. Historische Vereniging Brielse Maasmond) kwam kort daarop met een andere verklaring. De briel was geen gezamenlijk eigendom, maar behoorde exclusief toe aan de eigenaren van de hof van Maarland. Deze boeren werden steeds belangrijker en op een gegeven moment werd er niet meer gesproken van 'de hof' (= boerderij) maar van 'het hof' (= de woning van een adellijke familie). De briel zou dan ook alleen voor de koeien van 'het hof' in gebruik zijn geweest.
De bewoners van 'het hof van Maerlant' eigenden zichzelf de titel Heren en Vrouwen van Maerlant toe. (Uiteindelijk zou het geslacht van Maerlant uitsterven en viel het hof toe aan de uit het Zeeuwse Poortvliet stammende, echt adelijke Heren (en Vrouwen) van Voorne. [De Steeg]. Voor de echt adellijke bewoners van het hof van Maerlant was de Langestraat het begin van de route naar hun in Oostvoorne gelegen burcht, de tegenwoordig naar Jacoba van Beieren genoemde Jacobaburcht.)
Volgens de nieuwste inzichten verloor het terrein in de 13e eeuw en 14e eeuw zijn functie, waarna het terrein in stukjes werd verdeeld, waarop huizen werden gebouwd door schapenhoudende keuterboeren. De wol van de schapen werd dus naar Engeland geëxporteerd. Volgens de auteur van het artikel is het heel goed mogelijk dat de keuterboeren op de voormalige Maerlantse Briel op een gegeven moment gezelschap kregen van bewoners van de nabijgelegen polders Middelhoek en Oosthoek, die na overstromingen have en goed hadden verloren. Hoe het ook zij, op een gegeven moment was er (ook in het Buitenland) vaker sprake van de relatief jonge naam Den Briel dan van het eerbiedwaardige Maerlant. Bovengenoemde Langestraat zou, nadat het vroegere plaatsje Maerlant nagenoeg in vergetelheid was geraakt, nog eeuwenlang de grens markeren tussen 2 rechtsgebieden, de zogenoemde roosters van Maarland en Den Briel. In kerkelijk opzicht vormde de straat de grens tussen de Maerlantse parochie (van de in de 19e eeuw gesloopte Maarlandse Sint-Pieterskerk) en de Brielse parochie van de Sint-Catharijnekerk en haar voorgangster.
(Verderop aandacht voor de aloude historische theorie over het ontstaan en de ontwikkeling van Den Briel. Het mag duidelijk zijn dat 'De Steeg' de voorkeur geeft aan een verklaring waarbij Den Briel vernoemd zou zijn naar 'het Atlantis van de Noordzee'; een legendarische, Keltische voorganger die door de Noordzee zou zijn verzwolgen. Reeds lang geleden overleden historici als W. Plokker [auteur van Geschiedenis van Voorne-Putten en Rozenburg] en Johan Been [onderwijzer, stadsarchivaris en auteur van spannende, vaderlandslievende jongensboeken als Paddeltje] liggen om meer redenen te tollen in hun graf. In hun tijd werd nog gesteld dat het plaatsje Maerlant veel ouder zou zijn dan Den Briel. De naam Maerlant zou al in de 9e eeuw in documenten worden genoemd. Volgens de Brielse Mare hebben de eerste bewoners van Maerlant zich echter pas rond 1200 op de oever van een Mare geheten kreek gevestigd. De bij het hof van Maerant horende briel zou rond 1250 zijn opgeofferd aan het huisvesten van de vele arbeiders die werkten aan de door de heren van Voorne gewenste inpoldering van de polder Rugge. Binnen 30 jaar tijd zou dit primitieve kamp door de komst van handelaren, schippers, vissers en kooplui zijn uitgegroeid tot een handelsnederzetting die in 1306 met het plaatsje Maerlant fuseerde tot het machtige Den Briel.)
Op onderstaande foto kunt u zien, dat tot ver in de vorige eeuw handelswaar werd gestapeld op de Turfkade. De foto is vanaf hetzelfde bolwerk genomen waarop in de jaren '20 van de vorige eeuw de tekening is gemaakt die u rechts bovenaan deze site op het visitekaartje van 'De Steeg' ziet.

Brielle en België
Niet alleen tot verdriet van veel Brielse winkeliers denken Nederlanders vaak, dat Brielle in Vlaanderen ligt, terwijl het beroemde Den Briel niet op landkaarten, routeplanners of 'blauwe borden langs de snelweg' is te vinden.
Wonderlijk genoeg kent Vlaanderen geen Brielle, maar wel een Den Briel, dat over twee gemeenten verspreid uiteenvalt in De Ouden Briel (een naam die sterk doet denken aan de in zee verdwenen Keltische voorganger van het huidige Den Briel/Brielle, Den Ouden Briel) en De Nieuwen Briel. In Gent kent men overigens de Houtbriel en de Torfbriel. Briel betekent in deze gevallen omheinde opslagplaats van de in de naam genoemde producten (vervang de o in torf door een u). In Kortrijk staan de Broeltorens, waarvan de naam ooit als Brieltorens moet hebben geklonken. En in Mechelen kent men de Bruul, waarvan de naam tot Briel kan worden herleid.
De naam van het Voornse Den Briel werd ook wel als Den Bryelle, Te Bril, Briele, Bruil, Brila, Brila, Briela, (The) Brill en Brille geschreven. In de oudste stukken, die dateren uit de tijd dat de stad nog maar een dorp was, werd de naam als Brilla en De Bril (KLIK HIER voor een midden in WOII in De Telegraaf aangestipte theorie, dat "één onzer meest roemruchte stadjes" [Den Briel] naar het optische hulpmiddel bril zou zijn vernoemd) geschreven.
Het oudste document, waarin de naam Den Briel valt, dateert uit 1257. Het is een door de heer van Voorne ondertekende kwitantie. De oudste scheepsakte waarin een uit Den Briel afkomstig schip wordt genoemd, dateert uit 1297. Inmiddels weet men dat de dijk langs de rivier Goote (nu de Voorstraat en Nobelstraat) al enkele honderden jaren werd bewoond. En dat na een vreselijke stormvloed in 1214 heel veel overlevers naar deze veilige dijk zijn verhuisd.
Het is niet helemaal onmogelijk, dat voormalige inwoners van een door de stormvloed van de kaart geveegde plaats die eerder de Keltische naam Brogilo (spreek uit: Briel) droeg (en na de ramp als Den Ouden Briel zou worden herinnerd) de naam van hun oude woonplaats hebben gegeven aan het zich in razend tempo rond de huidige Nobelstraat ontwikkelende nederzetting.
KLIK HIER voor informatie over de op Voorne woonachtige Keltische stam die vermoedelijk Brogilo heeft gesticht. (En die mogelijk ook nog iets te maken heeft met de naam van het Brielse stadsdeel Maarland.)
Twee jaar na de voor de groei van Den Briel zo belangrijke stormvloed van 1214 zou het land tussen het noordelijke en het zuidelijke deel van het eiland Voorne definitief onder het water van het Haringvliet verdwijnen.
KLIK HIER voor informatie over de Engelse plaats (The) Brill, waarvan de naam niet dezelfde betekenis heeft als de naam van het gelijknamige Den Briel/Brill op Voorne.
De gemeente geeft er sinds 1813 de voorkeur aan om het beroemde Den Briel onder de in Nederland na 2 eeuwen nog altijd nauwelijks bekende, ambtelijke naam Brielle aan te duiden. Volgens één enkele bron is het besluit om tot de deftiger naam over te gaan al in de Napoleontische tijd genomen. (Met het oog op de relatieve onbekendheid van deze 'chique' variant, wordt de binnen de vesting gelegen stad op deze website heel ordinair Den Briel genoemd. Den Briel, omdat bijna iedereen in Nederland, dankzij de watergeuzen, weet waar die stad ligt.)
Middeleeuwers wisten Den Briel te vinden dankzij de omschrijving "het uiterste Far West der lage landen bi der See."
De bereikbaarheid van Den Briel - vroeger en nu
Den Briel ligt op 2 belangrijke middeleeuwse handelsroutes.
Voor de in zeehaven-annex-stapelplaats Den Briel op kleinere schepen overgeladen vracht liep de oost-westroute via steden als Rotterdam, Dordrecht en Gouda tot ver in Duitsland.
Dankzij het in 1280 al bestaande veer van Den Briel naar Sluys/Maeslandtsluys/Maasluis waren Hollandse plaatsen als Den Haag, Leiden en Haarlem verbonden met belangrijke Vlaamse handelscentra als Gent en Brugge.
Het roemruchte veer van Den Briel naar Maeslandtsluys bestaat nog steeds. Alleen vaart het veer sinds 1728 tussen (het toen als barrière in de weg liggende nieuwe eiland) Rozenburg en Maasluis. De concessie is thans in handen van Connexxion. In de toekomst wordt het veer (waarschijnlijk) vervangen door een tunnel.
De vanaf 1728 tussen de andere kant van Rozenburg en Den Briel varende afsplitsing bestaat ook nog steeds. Dat vervoert sinds de afsluiting van de Brielse Maas in 1950 van april t/m september (brom)fietsers en voetgangers tussen Den Briel en de overkant van het Brielse Meer. In weerwil van de naam, het Veer Brielle - Rozenburg, wordt Rozenburg dus niet meer door het veer aangedaan. (KLIK HIER voor informatie over het voetveer.)
Vanwege de slechte staat van de wegen op het eiland Voorne (waar over later meer) ging het personenvervoer tussen de op het eiland gelegen plaatsen eeuwenlang vaak over water. Verder voeren er schepen van Den Briel naar plaatsen als Rotterdam, Schiedam, Den Haag en Delft.
Aan het begin van de vorige eeuw was men voor het personenvervoer van en naar Brielle onder meer aangewezen op de lijndiensten van de Stoomboot-Maatschappij "Maasnymph" en concurrent ZHSM, die in 1904, met het oog op de komst van een concurrerende vorm van Openbaar Vervoer, fuseerden. De stoomboten van de Maasnymph voeren tussen de Rotterdamse Maaskade W.Z. en Brielle heen en weer. Rotterdammers die de Vlaardingse Stoombootmaatschappij prefereerden konden met een combikaartje op het station Rotterdam Delftsche Poort de trein naar Vlaardingen nemen en aldaar op de stoomboot overstappen. (Let wel: de lijndiensten van Rotterdam naar Brielle en/of Hellevoetsluis deden onderweg meerdere plaatsen aan. Het waren dus geen veerboten, die tussen twee plaatsen heen en weer voeren.) Op deze ansichtkaart vaart stoomboot de Maasnymph de vesting binnen. Het gebouwtje links aan het water is het (nog altijd bestaande, maar niet langer wit gestucte) poortwachtershuis van de (gesloopte) Waterpoort, die u op de volgende afbeelding in z'n volle glorie ziet.


Zo zag de in de vesting gelegen aanlegplaats der stoomboten er uit toen de lijndiensten nog boeren, burgers, buitenlui en heel veel bedevaartgangers naar Den Briel brachten (links het water van het Zuidspui, rechts de haven van het Maarland.


In de jaren 1950 kwam een deel van de bedevaartgangers met speciale bussen, zoals het onderstaande kaartje bewijst.

't Moordenaartje
Tussen 1905 en september 1965 was Den Briel vanuit Rotterdam-Zuid ook bereikbaar via 't Moordenaartje; oftewel het (in de laatste jaren vaak door Dieselmotoren aangedreven) stoomtrammetje van de RTM (Rotterdamsche Tramweg Maatschappij). Het even buiten de vesting, vlakbij het busstation Brielle-Centrum gelegen RTM-station is na een intensieve verbouwing, waarbij de oppervlakte met een aanbouw ongeveer zal zijn verdubbeld, nu in gebruik als (Chinees) restaurant.
Hieronder een foto van de laatste rit van 't Moordenaartje in Brielle, die zo werd genoemd omdat in Rotterdam allerlei 'Zuiderlingen' onder het stoomtrammetje terechtkwamen.


ot chagrijn van de op Voorne-Putten gevestigde winkeliers liet de RTM in haar glorietijd op dinsdag verlengde treinen rijden. Vandaar dat 'tout Voorne-Putten' op dinsdag het geld liet rollen in 'De Stad' (Rotterdam-Centrum) of in winkelstraten op 'Zuid' als de Beijerlandselaan en de Groene Hilledijk (samen: Boulevard Zuid).
Onder de knop 'OVER ONS' kunt u lezen hoe een journalist van het gezaghebbende Gentleman's Magazine in 1793 al steen en been klaagde over de kwaliteit op de Voornse wegen. De slechte toestand van de Voornse wegen was werd met name voor de boeren een ramp, toen Karel V verordonneerde, dat alle op het eiland geteelde landbouwproducten alleen maar in Den Briel op de markt mochten worden gebracht. En dus met karren naar deze stad moesten worden vervoerd. (Het door de keizer verleende recht doet denken aan het door Dordrecht geclaimde stapelrecht op in Brielle aan landend komende goederen, dat voor Dordt ooit nog eens aanleiding is geweest om een oorlog te beginnen. KLIK HIER.)
De eerste fatsoenlijk bestrate weg werd pas in de periode 1804 - 1806 aangelegd. De Rijksstraatweg van Brielle naar Hellevoetsluis. Een tolweg, die in de Franse Tijd werd aangelegd met geld, dat was geleend van een fonds voor oude en arme zeelieden.
De conditie van de overige wegen bleef zeer slecht totdat, met het oog op de door de afdeling Voorne-Putten van de Zuid-Hollandsche Vereeniging Het Groene Kruis te vervoeren zieken en gewonden, Den Briel in 1934 door middel van de 34 kilometer lange Groene Kruisweg werd verbonden met Rotterdam en de in die stad gelegen ziekenhuizen.
Op de Groene Kruisweg moesten voetgangers, fietsers, paard-en-wagens, hondenkarren, auto's, stoomtrammetjes enzovoorts zich tussen Spijkenisse en Hoogvliet over de smalle (en in 1978 vervangen) 'Brug der Zuchten' persen; de uit 1903 daterende Spijkenisserbrug, die voor elke notendop open moest, omdat hij niet op Rijnvaarthoogte was gebouwd, oorspronkelijk alleen voor het stoomtramverkeer bedoeld en daarom het eigendom was van de RTM.
Rond de eeuwwisseling werd de kruising van de N57 (van de A15/N15 ten westen van Rozenburg naar Zeeland) en de N218 (Groene Kruisweg) door een bewindsvrouw (vrij vertaald) spottend afgedaan als de kruising van twee landweggetjes waar af en toe een boerenkar oversteekt. Als het aan deze minister had gelegen, was er nooit een aansluiting gekomen van de N57 op de Thomassentunnel. Eind 2014 werden de werkzaamheden beeindigd aan een Fly-Over voor het verkeer richting Hellevoetsluis op de van meet af aan veel te smal aangelegde N57.
De moderne reiziger is niet aangewezen op de stoomboot of de stoomtram. Die komt met de Connexxion lijnen 103 of 106 (vanaf Metrostation Spijkenisse Centrum) over de vrije busbaan langs de Groene Kruisweg. Fietsend over de gerieflijke fietspaden, die, net als de busbanen, voor een groot deel zijn aangelegd op het RTM-tracé. Of met de eigen auto over de A15/N15, N57 en/of Groene Kruisweg. Overdag schrikken mensen soms van het uitzicht dat langs de rijksweg wordt geboden door de petrochemische industrie. Maar 's avonds en 's nachts verandert datzelfde uitzicht, dankzij de vele lampjes en fakkels van de raffinaderijen in een sprookjeslandschap.
Qua nachtelijk uitzicht schreef cabaretier Thomas van Luyn in het Volkskrant Magazine van 22 februari 2014, dat zijn favoriete stukje 'Nedernacht' de McDrive bij Spijkenisse is. Met een McTasty Menu uitkijkend over het petrochemische Botlekgebied: 'Een mensenloze stad van duizenden witte lampjes, vlammen, pijlen en ladddertjes. Het is altijd kerstmis in Pernis, zoals de Berini's ooit zongen.' (In het nummer Groeten uit Rotterdam, KLIK HIER.) U kunt natuurlijk ook 's avonds in een van de vele Briels eetgelegenheden een vorkje mee prikken om op de terugweg te genieten van de kerstmis in Pernis.
De locatie van onderstaande foto is eerder op deze website als de in opdracht van keizer Napoleon aangelegde Rijksstraatweg omschreven. Inmiddels is duidelijk, dat de foto met het hoge tuinpad-van-mijn-vadergehalte is genomen op de Rik. Een zijweg van de Rijksstraatweg.

Dit is eigenlijk geen Briels vlaggetje!
Linksboven op de site ziet u een afbeelding van een vrolijk gekleurde vlag. De Brielse vlag, zoals veel mensen voetstoots aannemen. De echte Brielse vlag is echter wit-rood-wit. En die zie je niet zo vaak in Den Briel.
Bij feestelijke gelegenheden steken de meeste Briellenaren liever de geuzenvlag uit. Dat wil zeggen, de in oranje, blanje, bleu uitgevoerde 'prinsengeus', die door de watergeuzen werd gevoerd, toen Den Briel hen op op 1 april 1572 wonderbaarlijke wijze in de schoot werd geworpen.

In Brielle heeft de vlag, die de door de soldaten van de prins Willem I van Oranje gedragen livreikleuren draagt, aangevuld met de naar zijn prinsdom verwijzende kleur oranje, een gedoogstatus als alternatief voor het rood-wit-blauw, dat pas sinds 1937 de officiële vlag van het Koninkrijk der Nederlanden is.
Dit is de volledige tekst van het koninklijk besluit, dat af moest rekenen voor de door de NSB uitgedragen voorkeur voor oranje-blanje-bleu: "De kleuren van de vlag van het Koninkrijk der Nederlanden zijn rood, wit en blauw."
Voor de goede orde: de NSB had geen voorkeur voor de 'Brielse' prinsengeus, maar voor de prinsenvlag; de officiële vlag, waarbij de rode baan in oranje is uitgevoerd.
De STEEG' heeft 4 kleinere versies van de prinsengeus in voorraad: een puntvlag, en drie rechthoekige varianten in de maten 10 bij 15 cm, 20 bij 30 cm en 30 bij 45 cm. Voor grotere maten verwijzen wij naar de collega's van 'Op Hoop' (zeilmakerij en watersportartikelen), Maarland NZ 10, 3231 CE Brielle. 'De STEEG' verkoopt ook vlaggenlijnen van papier (buiten alleen voor eenmalig gebruik) en stof.
(Voorgaande tekst over de prinsengeus dateert uit 2012. Begin 2014 heeft een aantal belangrijke dames en heren besloten, dat Brielse winkels niet langer de befaamde geuzenvlag, maar de officiële gemeentevlag zouden moeten laten wapperen. 'De STEEG' geeft er echter de voorkeur aan om het straatbeeld met de geuzenvlag op te fleuren. Ook al levert dat in de aanloop tot 1 april altijd problemen op met personen, die tot de Duistere Zijde behoren.)
De herkomst van de naam Geus
De eerste geuzen waren van adel. Toen een aantal edelen uit de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden in 1566 aan landvoogdes Margaretha van Parma, de door haar keizerlijke vader bij de dochter van een Vlaamse tapijtenverkoper verwekte halfzuster van koning Philips II, een smeekschrift voorlegde, waarin gevraagd werd om afschaffing van de bloeddorstige inquisitie, smaalde Karel van Berlaymont: "Madama, ce ne sont que des gueux" (vert: Mevrouw, het zijn slechts bedelaars).
Het scheldwoord (dat ook nog kan worden vertaald met schooier en armoedzaaier) werd door de veelal calvinistische tegenstanders van Philips II als eervolle 'geuzennaam' geadopteerd. Na een fikse bloedtransfusie met avonturiers, werkloze zeelieden, ordinaire criminelen en ander vreemd volk kende men twee soorten geuzen, op land waren de bosgeuzen of wilde geuzen actief en op het water de watergeuzen.
De watergeuzen
Hoewel de 80-jarige Oorlog pas in 1568 zou losbarsten, verkregen de leiders van de opstand tegen Philips II (koning van Spanje, graaf van Holland, heer van Voorne etc. uit het huis Habsburg) al in oktober 1566 politieke en financiële steun van de sultan van het Ottomaanse rijk, dat het huidige Turkije en nog veel meer landen besloeg. De steun van de islamitische potentaat aan een protestante vrijheidsstrijd werd overigens verkregen door bemiddeling van een Joodse bankier die voor de (voor het vervolgen en vermoorden van op Spaans grondgebied gevestigde Joden opgerichte) Spaanse Inquisitie van Antwerpen naar Istanbul had moeten vluchten.
De praktisch ingestelde toekomstige leiders van de protestantse Nederlanden hadden er geen enkel probleem mee, dat het islamitische rijk voor een groot deel was gevestigd in landen die te vuur en te zwaard op de van oorsprong christelijke bewoners waren veroverd. Niet voor niets luidde het geuzenmotto 'Liever Turks dan Paaps'. (Paaps is een spottende term afgeleid van de Italiaanse vertaling van het woord paus [Il Papa in het Italiaans].)
De samenwerking tussen de protestantse watergeuzen en islamitische Turken was zo innig, dat ze de Spanjaarden in 1574 op een zorgvuldig gecoördineerde aanval hebben getrakteerd. De vloot van de sultan veroverde daarbij de aan de Middellandse Zee gelegen Spaanse havenstad Tunis. In Holland sloegen de watergeuzen bij Leiden toe, dat van eind oktober 1573 tot 8 oktober 1574 door Spaanse troepen werd belegerd en uitgehongerd. De schepen van de watergeuzen voerden bij die gelegenheid niet de 'prinsengeus', maar Turkse vlaggen. In de hoop dat de Spanjaarden zouden denken, dat de Turken in de Nederlanden actief waren hadden de geuzen zichzelf vermomd met forse 'Turkse' snorren. (Misschien een tip voor Leidenaren die bij de viering van Leiden Ontzet zijn uitgekeken zijn op de traditionele haring en wittebrood?)
De als Turken vermomde watergeuzen konden overigens dreigend bij Leiden rondvaren, omdat, tot verontwaardiging van de Hoogheemraadschappen Rijnland, Delfland en Schieland, bij Rotterdam en Capelle aan den IJssel de dijken waren doorgestoken om het land onder water te zetten.

De tegenwoordig haast vergeten Turkse connectie van de oer-Nederlandse geuzen is in Den Briel terug te vinden in de (Turkse) 'Halve Maen' op de muts die de hiernaast afgebeelde geus in 1872, ter ere van het 300-jarig jubileum van de bevrijding van Den Briel, voor het Vaderland heeft opgezet en sindsdien nooit meer afgedaan. (U kunt deze en andere foto's en afbeeldingen vergroten door erop te klikken.)
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden de 'loodzware' uitzendingen van de in Londen gevestigde Nederlandse regeringszender 'Radio Oranje' vanaf 1941 opgevrolijkt door Cabaret De Watergeus. De regering vond het maar niks, zo'n stelletje 'potsenmakers' waarmee de deftige heren de uit een kwartier per dag bestaande zendtijd moesten delen. Maar ja, er was nu eenmaal gebleken dat 'sommige lagen van het Nederlandse volk' behoefte hadden aan amusement.
De opportunistische rol van Elizabeth I
Als de sultan van Turkije de peetvader van de Republiek der Verenigde Nederlanden kan worden genoemd, is koningin Elizabeth I van Engeland de (opportunistische) peetmoeder. Zoals blijkt uit wat er rond 1 april 1572 gebeurde. Met de verovering van Den Briel hebben de watergeuzen op die datum de grondvesten gemetseld van de Republiek der Verenigde Nederlanden die in de oorspronkelijke plannen niet 7 provincies, maar zo ongeveer de huidige Benelux plus een deel van Noord-Frankrijk besloeg. (Belgische lezers opgelet - de Latijnse naam van de alleen in de 7 Noordelijke provincies gevestigde (federale) republiek luidt 'Belgica Foederata'. De 10 'koninklijke' provincies in de Zuidelijke Nederlanden vormden 'Belgica Regia'. Ter herinnering aan de 'verloren' provincies, die Spaans waren gebleven [en later door de Oostenrijkse tak van de familie Habsburg zouden worden bestuurd dan wel door de Franse koning Lodewijk XIV zouden worden veroverd] noemde de Republiek zich ook wel de Verenigde Provinciën.)
KLIK HIER, wanneer u wilt weten hoe de oorspronkelijk katholieke Nederlanden door de 80-jarige Oorlog protestants werden en de protestante Zuidelijke Nederlanden juist katholiek.
Die watergeuzen, in 1572 een soort marine zonder land, vormden overigens een gemêleerd gezelschap van idealistische, meestal religieus bevlogen vrijheidsstrijders en figuren uit de categorie 'tuig van de richel'. Op 1 april 1572 hadden de watergeuzen geen enkele thuishaven in de Nederlanden. Tot die datum opereerden ze vanuit Engeland en het Oost-Friese Emden (Duitsland).
In Engeland wisten de watergeuzen zich niet bepaald te gedragen. Bovendien waren ze met de door Willem van Oranje verstrekte kaperbrieven te grote concurrenten voor haar eigen zeerovers, die, met een door de koningin ondertekende kapersbrief op zak, de zee afschuimden. In 1572 was de maat wat Hare Majesteit betreft meer dan vol. De watergeuzen werden door hun verontwaardigde gastvrouw Engeland uitgeknikkerd. De koningin wilde met deze actie ook een wit voetje halen bij een uitermate lastige aartsvijand: de katholieke koning van Spanje, Philips II, die, hoewel hij als weduwnaar van de katholieke zuster en voorgangster van Elizabeth, Mary I (vanwege haar bloeddorstige aanpak van de protestanten in haar rijk ook wel liefdevol 'Bloody Mary' genoemd) het ene moment naar de hand dong van zijn teerbeminde, protestante schoonzuster, om haar het volgende moment van haar kroon en van haar leven te willen beroven.
Toen de vloot op weg was naar Emden (sommige bronnen claimen, dat Egmond het doel zou zijn geweest van de overtocht), stak er een storm op, die de watergeuzen regelrecht op Den Briel af blies. Sommigen meenden God's hand in de storm te bespeuren. Maar er is een fortuinlijke omstandigheid, die nog veel wonderbaarlijker is dan de wind an sich: de watergeuzen vonden zichzelf terug voor de rede van Den Briel, op een moment, dat het Spaanse garnizoen heel ergens anders in de weer was. En daarom hebben de watergeuzen in 1572 de Spaanse commandant helemaal niet op kunnen knopen. Hij en zijn mannen waren domweg niet in Den Briel op het moment, dat de Vroede Vaderen (het gemeentebestuur en nog wat in het stadhuis verzamelde autoriteiten) van de stad, zwaar onder druk gezet door de dreigend voor de stad dobberende vloot en met de grootst mogelijke weerzin, besloten om de graaf van Holland (tevens 'koninck van Hispanie' en heer van Voorne) formeel de rug toe te keren.

Een goede vriend....
Het is overigens maar de vraag of admiraal Lumey Den Briel (graaf van der Mark en Lummen [een plaats ten oosten van Brussel]) zou hebben ingenomen en langdurig bezet gehouden als zijn vice-admiraal Willem Bloys van Treslong niet in Den Briel was geboren en de stad daardoor niet zo goed had gekend. Bloys van Treslong had van zijn oude vriend, Jan Pieterszn Coppelstock, veerman van het veer tussen Den Briel en Maassluis, te horen gekregen, dat het Spaanse garnizoen die dag niet aanwezig was. De kans dat het garnizoen wel aanwezig zou zijn geweest is overigens nihil. Als bezuinigingsmaatregel was het Brielse garnizoen in november 1571 in Schiedam ondergebracht.
Maar goed, Lumey was op 1 april 1572 eigenlijk van plan om de stad Den Briel, als deze hem door de voorzienigheid in de schoot zou vallen, te plunderen en daarna af te fakkelen. Een opmerkelijk voorbeeld van de tactiek der verschroeide aarde als methode om de protestantse zaak populair te krijgen in de toen nog overwegend katholieke Noordelijke Nederlanden.
De onderhandelingen over de overgave zijn overigens gevoerd door Coppelstock en burgemeester Koekebakker, die eerst hardnekkig weigerde zijn stad over te geven. Maar inbond toen hem op de mouw werd gespeld dat de geuzenvloot 100 schepen en 5000 koppen telde. In werkelijkheid bestond de vloot uit 26 schepen en waren er veel minder watergeuzen dan de goedgelovige Koekebakker en zijn collega-burgemeesters zich op de mouw lieten spelden. (Vandaar dat een dom persoon ook wel een koekenbakker wordt genoemd.)
Zelfs toen Den Briel in handen was gevallen van de watergeuzen, kostte het Bloys van Treslong grote moeite om Lumey ervan te weerhouden de stad alleen maar te plunderen en dan weer over te laten aan de Spaanse bezetter.
De familie Bloys van Treslong bezat heerlijkheden in Vlaanderen, Henegouwen en Holland. De uit Den Briel afkomstige onder-admiraal jonkheer Willem van Blois van Treslong was overigens heer van (het op Voorne gelegen plaatsje) Oudenhoorn. Zijn vader was baljuw van Voorne. De baljuw was een zeer hoge ambtenaar die in een stad of streek de vorst vertegenwoordigde. Het belang van de functie wordt onderstreept door de grootte van de (sindsdien menigmaal verbouwde) horecagelegenheid tegenover het stadhuis. Dat was in de Middeleeuwen de ambtswoning van de baljuw. 'De STEEG' heeft wel eens een kinderboek gelezen, waarin het gebouw van 'De Hoofdwacht' als ouderlijk huis van Willem Bloys van Treslong fungeerde.

Het Spaanse garnizoen heeft nog wel een poging gedaan de stad weer op de watergeuzen terug te veroveren. Daarbij hebben de watergeuzen en Spanjolen buiten de vesting gevochten, aan de Hossenbosdijk en bij de Zuidpoort.
Die poging is mislukt, doordat stadstimmerman Rochus Meeuwiszn met gevaar voor eigen leven, het Nieuwelandsesluisje vernielde en daardoor een soort mini-waterlinie om de stad veroorzaakte, die de Spanjaarden succesvol tegenhield. De mini-waterlinie was zo effectief, omdat de waterstand door het slechte weer van de afgelopen dagen erg hoog was. En de 'Spanjolen' van nature geen waterratten waren, al zwemmend hun kruit niet droog konden houden, en door het gewicht van hun metalen helmen en kurassen, alsmede de donderbussen, lansen, zwaarden, hellebaarden en wat dies meer zij, dreigden te verdrinken.
Zelfs Johan H. Been (1859 - 1930), bij leven stadsarchivaris van Den Briel, onderwijzer en schrijver van zeer vaderlandslievende jongensboeken, ontkwam in een van zijn vele geschriften niet aan de verzuchting dat de inname van Den Briel geen groots wapenfeit genoemd kan worden.
In naam van Oranje doe open de Noordpoort!
In de 17e eeuw heeft men de indrukwekkende poort (met torens aan weerszijden) waardoor de watergeuzen Den Briel hebben betreden gesloopt en in 1609 een nieuwe Noordpoort gebouwd aan het Maarland NZ. Van de nieuwe Noordpoort resteert een alleraardigst tolhuisje langs het water (goed zichtbaar vanaf de brug). Van de Noordpoort die in 1572 dienst deed, steken de fundamenten de grond uit op Bastion IX.
De brug naar de oude Noordpoort en naar het tolhuisje van de 2e Noordpoort ligt aan het einde van de Voorstraat (het einde van de Voorstrat heet ook wel Noordeinde, al zult u die naam niet op een straatnaambord tegenkomen). Rechts van de brug ligt het tolhuisje. Het straatje schuin tegenover de brug heet de Dijkstraat. Dit straatje leidt naar de plek van de eerste Noordpoort en heeft veel aan belang en drukte verloren toen deze belangrijke toegang tot de vesting werd afgesloten.

Op 1 april 1922 was het overigens een drukte van jewelste bij de fundamenten van de Noordpoort. Koningin Wilhelmina onthulde toen een gedenkplaat ter herinnering aan de overwinning van de geuzen.
De bestorming van Rotterdam (en van Delfshaven)
Tot overmaat van ramp - in Spaanse ogen ten minste - werden de terugtrekkende Spanjaarden ter hoogte van de Nolle in Vierpolders opgewacht door een legertje vrouwen, dat de dappere soldaten te lijf ging met deegrollers, pollepels en allerlei andere huishoudelijke artikelen, die in 16e eeuwse keukens zoal waren te vinden. Het legertje ging roemloos op de vlucht.
In Vierpolders (gemeente Brielle) ligt, in het verlengde van de dijk die Nolle heet, de Spanjaardsweg. Deze weg heeft vroeger Spanjaardsdijk. Die naam is ontstaan, omdat een aantal Spanjolen aan het eind van de huidige Spanjaardsweg de Maas in werd gejaagd en roemloos verdronk.
Op 9 april 1572 heeft het gefrustreerde, uit Den Briel verjaagde en in Vierpolders door vrouwen overvallen, Spaanse garnizoen de stad Rotterdam bestormd, het oorspronkelijke, houten beeld van Erasmus kapotgeschoten en verbrand en bloedbaden aangericht onder zowel katholieke als protestante inwoners. Wereldberoemd werd het verhaal van de mensen, die in het destijds op de hoek van de Grote Markt en 't Hang gelegen 'Huis In Duizend Vreezen' aan de Spaanse moordzucht ontkwamen, doordat ze een bok hadden geslacht en het bloed van het dier over de drempel en de stoep hadden laten stromen. De methode is overigens op een Bijbeltekst gebaseerd. En het verhaal werd al in 1706 door sommige Rotterdammers als onzin afgedaan. Volgens de critici hadden de Spanjaarden een schoenmaker in de voordeur van het huis aan zijn rechterbeen opgehangen en had men hem twee dagen lang 'in duizend vreezen' laten hangen, terwijl niemand hem durfde los te maken. De ongelukkige zou verder zijn hele leven mank hebben gelopen.
Het mag duidelijk zijn, dat indien Citymarketeers zich destijds met het 'Huis Van De Duizend Vreezen' zouden hebben bemoeid, zij de voorkeur zouden hebben gegeven aan het verhaal van het bokje. Want dankzij het verhaal over het aan de bloeddorst van de moordlustige Spanjaarden opgeofferde bokje werd het 'Huis Van De Duizend Vreezen' al snel een toeristentrekker van jewelste. Als de legende waar is, kan het haast niet anders dan dat de bedenker van de door het Oude Testament geïnspireerde list protestants is geweest. Het was gewone katholieken immers verboden om zèlf de bijbel te lezen. En in de kerk mochten ze de dienst alleen aanhoren in een taal, die het overgrote deel van de gelovigen niet verstond: het Latijn.
(Het aantal in Rotterdam gevallen dodelijke slachtoffers valt naar huidige begrippen mee: circa 40. Na de bevrijding van Den Briel zouden de watergeuzen ongeveer 5 keer zoveel Brielse katholieken over de kling jagen. Mede dankzij een goed geoliede protestantse PR-machine was (en is) er veel meer belangstelling voor de 40 onschuldige Rotterdamse slachtoffers dan voor de 'medeplichtige' Brielse katholieke burgersn, die tegenwoordig volledig vergeten lijken te zijn; zelfs door de bestuurders van de gemeente Brielle.)
De Spanjaarden waren overigens naar Rotterdam getrokken om vandaar uit de haven van de stad Delft te heroveren. De huidige Rotterdamse wijk Delfshaven was op 7 april 1572 in handen van de watergeuzen van Lumey gevallen. Wat hen in Den Briel niet lukte, slaagde in Delfshaven wel. Binnen een week waren de Spanjaarden weer heer en meester in Delfshaven, waar ze grote vernielingen aanrichtten en gedurende 4 maanden een terreurbewind uitoefenden. (In 1577 werd ter plaatse de beroemde admiraal Piet Hein geboren, die in 1628 de aan de toenmalige koning van Spanje toebehorende Zilvervloot zou kapen. Met de opbrengst van die Zilvervloot kon de oorlog tegen Spanje een jaar lang worden gefinancierd.)
De liederlijke zoon van Alva
Niet alleen het Brielse garnizoen - het hele Spaanse leger voelde zich opgelaten over de knullige wijze, waarop Spanje Den Briel was kwijtgeraakt en de verliezers zich ook nog eens door een groepje furieuze vrouwen aan de Nolle hadden laten vernederen.
De 'bestorming van Rotterdam' (die in de toch wat minder kleinzielige 16e eeuw in Europa als een ontoelaatbaar wrede aanval op de burgerbevolking van een 'open stad' werd gezien - de Rotterdammers hadden op 9 april zelf de Oosterpoort geopend voor kleine groepjes Spanjaarden)* was het begin van een buitengemeen wrede, door moorden, plunderingen, en voor die tijd zelfs opvallend veel verkrachtingen gekenmerkte campagne onder leiding van Don Frederik (voluit: Fadrique Álvarez de Toledo), de zoon van de hertog van Alva, die met de Spaanse Furie van Mechelen op 2 oktober 1572 een voorlopig hoogtepunt vond.
Op 17 november 1572 werd Zutphen getroffen door een vergelijkbaar lot ('het bloedbad van Zutphen').
1 december 1572 was het de beurt van Naarden, waar mannen, vrouwen en kinderen werden vermoord (en/of verkracht) tot er naar verluidt zo'n 60 overlevenden resteerden ('het bloedbad van Naarden'). In juni 1573 was het de beurt van Haarlem, dat zich, na een beleg van pakweg een half jaar, uitgehongerd moest overgeven aan Don Frederik, wiens opvallende wreedheid mogelijk is terug te voeren op het feit, dat hij weer in een goed blaadje wilde komen bij koning Filips II, die een ontzettende hekel aan hem had en hem al eens naar Afrika had laten verbannen.
En de bril van Alva
Onder de oorspronkelijke naam Den Briel is Brielle is vooral bekend, als keerpunt in de in 1568 begonnen strijd tegen de Spanjaarden. Op 1 april 1572 werd de stad door de watergeuzen veroverd op de troepen van de wrede landvoogd Alva; vandaar het aloude gezegde: op 1 april verloor Alva zijn "bril".
Ezelsbruggetje
1 april verloor Alva zijn bril (Den Briel).
April 6 verloor hij zijn fles (Vlissingen).
De 2e mei zijn neus erbij (Terneuzen).
Bakker Ribbe maakte zelfs bij het koninklijk bezoek van 1 april 1922 goede sier met een variant op dit ezelsbruggetje, waarin het Alva nog het meest heeft gespeten, dat hij nooit meer Ribbes vermaarde Brielsche zandtaartjes heeft gegeten.

In 2012 is 'De STEEG' bezocht door een in het vooroorlogse Nederlands-Indië opgegroeide, hoogbejaarde Amerikaan, die informeerde, waar hij de winkel van Bakker Ribbe kon vinden. Toen de man kind was, hadden zijn ouders altijd blikjes met Brielsche zandtaartjes naar 'de Oost' laten opsturen.
Banketbakkerij en Melksalon J. D. van Rij uit het Noordeinde destijds ook al zijn "Echte met Goud bekroonde Zandtaartjes". En Banketbakkerij G. van Hoffen uit de Voorstraat was gespecialiseerd in Brielse Zandkoekjes; los en verpakt in luxe trommeltjes. In 1936 deed banketbakkerij Cor Ribbe, die de zaak met huisnummer 33 had uitgebreid, de volgende waarschuwing uitgaan: "RIBBE'S BRIELSCHE Zandtaartjes zijn alleen echt in oranje verpakking."
Het zijn vooral de in Parijs en Brussel bekroonde zandtaartjes van de legendarische Cor Ribbe waar in Den Briel nog altijd naar wordt getandhakt.
Tip: in een kraam van de afdeling 'Weergors' van het plaatselijke verpleeghuis 'De Plantage' worden tijdens de vlooienmarkten bij 'Eurotuin' (zie het evenementenoverzicht op deze site) wel eens (naar verluidt) volgens het geheime recept van Cor Ribbe gebakken 'Brielsche Zandtaartjes' aangeboden.
'De STEEG' is helaas niet in staat de smaak van deze zelfgebakken zandtaartjes te vergelijken met de enige echte in de oranje verpakking.
De in het tuincentrum gehouden vlooienmarkten zijn in 2014 verboden; als niet passend in het bestemmingsplan. Naar verluidt wordt er echter - ook door de voor het verbod verantwoordelijke gemeente! - aan een oplossing gewerkt. 'De STEEG' hoopt de markten weer snel op het evenementenoverzicht van deze website te kunnen vermelden.
Libertatis Primitiae

de bombastische taal van weleer was Den Briel de 'Eersteling der Vrijheid'. De Latijnse vertaling levert de roemruchte Brielse wapenspreuk 'Libertatis Primitiae' op. Het afgebeelde timpaan is te vinden op de voorgevel van het oude stadhuis (Markt 1).
Het motto 'Libertatis Primitiae' luidde aan het eind van de 16e eeuw voluit 'Primitiae Belgicae Libertatis Brilae'.
Een illegale schilddrager op het stadhuis
Op 24 juli 1815 besloot de Hoge Raad van Adel, dat het wapen van de stad, die te deftig was geworden voor de naam Den Briel, er als volgt uit zou zien: "Van zilver beladen met een pal van keel. Het schild gedekt met een kroon van goud, gecierd met 17 paarlen en ter linker zijde vastgehouden door een centour, onder het schild het voorvaderlijke motto : Libertatis Primitiae."

Voor uw en mijn ogen zien de heraldische kleuren zilver-keel-zilver eruit als wit-rood-wit; niet toevallig de kleuren van het Huis van Voorne, dat, in de glorietijd van de stad, vanuit Den Briel, over Zeeland en een groot deel van de Zuid-Hollandse Eilanden heerste. De kroon op het wapen is een gravenkroon; opnieuw een verwijzing naar de Heeren van Voorne, die zich - in weerwil van hun lagere titel heer - graaf van Voorne mochten noemen.
Wat die centaur (half mens, half paard) betreft, klopt er geen geen bal van het besluit. Het Brielse wapen werd eeuwenlang gedragen door een capirussa; een mythologisch wezen (met een mensenhoofd, hondenoren, mensentorso (soms mannelijk, soms vrouwelijk), hondenstaart en paardenhoeven), dat ooit ter hoogte van Den Briel in de Brielse Maas moet zijn gesignaleerd.
De schildhouder werd in de loop der eeuwen steeds anders afgebeeld. De ene keer met meer menselijke onderdelen en soms juist met meer hond. Naar verluidt is het schild ook wel eens door een hond gedragen. Al in de 18e eeuw waren er achterdochtige lieden, die niet geloofden dat er ooit in de Brielse Maas zo'n zeemonster zou hebben rondgezwommen. Volgens één van hen verwees de naam capirussa naar het Nederlandse woord caper (kaper); een beroep, dat de Watergeuzen uitoefenden.
Op het timpaan van het oude stadhuis wordt het wapen niet gedragen door de door de Hoge Raad van Adel gedecreteerde centaur, maar door een 'illegale' capirussa. Aan de Koopmanstraatzijde van het Stadhuis/Historisch Museum wordt het wapen op de gevel van de oude gevangenis door twee fabeldieren gedragen: rechts de typisch Brielse capirussa en links een eenhoorn.
Het is overigens geen wonder, dat de Hoge Raad van Adel in 1815 de kluts kwijt was toen men het verkeerde mythische wezen in het Brielse wapen parachuteerde. In de 18e eeuw werd de capirussa in het wapen door velen aangezien voor een Cerberus (de mythologische hellehond met drie koppen, die bij de oude Grieken de onderwereld bewaakte en voor 'Harry Potter & De Steen der Wijzen' model stond voor Pluisje) of een "mislukte hond". Misschien is het trotse mythische wezen al voor de 18e eeuw wel eens aangezien voor een 'mislukte hond' en komt daar het verhaal vandaan, dat het wapen van Brielle ooit door een hond gedragen zou zijn. Klik hier wanneer u geïnteresseerd bent in de zeemeermin van Zwartewaal.
Het oudste stadswapen (een 'gepimpte'versie van het 13e eeuwse dorpswapen) werd overigens 4 jaar voordat Den Briel stadsrechten verkreeg in gebruik genomen. Illegaal dus. In dorps- en stadswapen waren honden noch zeemonsters te vinden. Het bestond uit "een paal van keel" aan weerszijden geflankeerd door een naar beneden kijkende zalm. De 19e eeuwer W. Plokker, historicus en stadsschoolonderwijzer te Brielle, was van mening, dat zijn middeleeuwse bronnen wellicht niet in staat zijn geweest om een zalm van een haring te onderscheiden. Wat zou een tot een welvarende stad uitgroeiend vissersdorp, dat zich toelegt op de haringvisserij, aan moeten met een zalm op het dorpswapen?
'De STEEG' neemt de vrijheid om erop te wijzen, dat een uit de begintijd van Den Briel daterend en bij burcht van de Heeren van Voorne behorend gebouwencomplex op de hoek van de Vischstraat destijds ook 'De Zalm' heette. Hoewel een groot deel van de middeleeuwse rijkdom van Den Briel aan de haringvangst te danken is geweest, is het complex zelfs in de glorietijd van de stad nooit omgedoopt tot 'De Haring'.

Delen van dit adelijke gastenverblijf-annex-refugium zijn opgegaan in het huidige 'Hotel De Zalm', waarvan het restaurant (met de volgens bezoekers van 'De STEEG' sehr preiswerte gutbürgerliche Küche) 'De Gekroonde Zalm' heet. Het tot de Fletcher-keten behorende hotel De Zalm bestaat uit meerdere,
geschakelde panden. Hoewel dit niet aan de gevel te zien is, zou één pand nog uit de tijd van het refugium dateren. Wie een blik werpt over de aan de Rozemarijnstraat gelegen parkeerplaats voor gasten van het hotel ziet op de achtergrond drie torens. Het op de foto haast in de mist verdwenen torentje links hoort bij het oude stadhuis. Rechts ziet u de toren van de Catharijnekerk.
Tussen deze torens in ziet u de middeleeuwse uitkijktoren van het toenmalige refugium De Zalm. Handig om in tijden van oorlog te kijken of de stad door legers wordt bedreigd. Maar in middeleeuwse tijden ook fijn om te controleren of er ergens in de overwegend uit houten gebouwen bestaande stad een pand in de fik staat. Het brandgevaarlijke, middeleeuwse Den Briel telde nog veel meer uitkijktorens. Zo stond er ter hoogte van de huidige HEMA aan de Turfkade een Cranetoren.
Omdat "De STEEG' vaker afbeeldingen van gekroonde zalmen dan van gekroonde haringen tegenkomt, zou het best wel eens kunnen zijn dat het deels van de haringvangst levende Den Briel in het wapen liever een deftige zalm zag dan een ordinaire haring.
(Meer over de geschiedenis van de gebouwen van 'Hotel De Zalm' in de tekst 'De burchten van gravin Aleida'.)
1 april - een jaarlijks terugkerend feestje
Jaarlijks wordt de bevrijding van de Spanjaarden, die op 1 april 1572 heeft plaatsgevonden, uitbundig gevierd. Aan het begin van de dag wappert de Spaanse vlag nog uitdagend op de toren van de Sint-Catharijnekerk. Na de 'bevrijding' van Den Briel zal het symbool van Buitenlandse onderdrukking worden gestreken.
Leden van straatgroepen en/of 1 April Vereniging steken zich in Middeleeuwse kleding. Er wordt op straat gebakken, gekookt, gegeten en gedronken. Ook wordt de bevrijding van Den Briel nagespeeld, met als hoogtepunt het ophangen van de Spaanse commandant (een gebeurtenis die in werkelijkheid nooit heeft plaatsgevonden). Het spel duurt een groot gedeelte van de dag en wordt op verschillende locaties uitgevoerd. Dit alles in een rijk versierde stad, versierd met Spaanse vlaggen en geuzenvlaggen en de was die boven de straten hangt. (Zie:


In het verleden werd aan de Pieter van der Wallendam een houten 'Zuijderpoort' opgebouwd. Maar aan die traditie is lang geleden een eind gekomen. (De echte Zuiderpoort is aan het begin van de vorige eeuw gesloopt. Omdat het verkeer te druk werd.)









Tip: bezoek het 1 april-museum in het Kruithuis. Dit op een eilandje tussen de wallen gelegen museum is in eendrachtige samenwerking gesticht en ingericht door vaderlandslievende èn Spaansgezinde vrijwilligers (en dat, terwijl laatstgenoemden op deze site vaak laatdunkend met de term 'de duistere zijde' worden aangeduid). Het kruithuis is het makkelijkst te vinden door achter de huidige Albert Heijn of bij de molen de wallen op te gaan. Openingstijden: van 1 april tot 1 oktober op zaterdag van 11.oo tot 16.00 uur en op zondag van 12 tot 16 uur. In de collectie staan de 1 aprilfeesten centraal.
De Kalknacht
De nacht van 31 maart op 1 april heet 'de Kalknacht'. Duistere figuren gaan dan traditioneel met potten witkalk en kalkstiften (en absoluut niet met autolak en latex-verf) over straat om allerlei teksten op Brielse ruiten te kalken. De traditie is inmiddels ook naar 'buiten de vesting uitgewaaierd'.
In 2013 werd iemand op de etalage van Zeeman ge-out als degene die, waarschijnlijk na een bezoekje aan de plaatselijke discotheek, verantwoordelijk zou zijn voor het vernielen van de voorganger van die ruit.

KLIK HIER om te lezen hoe men in de Brielse Voorstraat in vroeger tijden een soort primitieve waterleiding had om comfortabeler de ramen te kunnen zemen. In hetzelfde Ditjes & Datjes-blog kunt u lezen, dat u zich geen zorgen hoeft te maken over al die ogenschijnlijk verzakte panden in Den Briel.
De Spanjolen
In aanloop tot de 1 April-viering is een aantal dubieuze Briellenaren bereid om zich in het kostuum van de gehate Spaanse bezetter te hijsen. En vervolgens in bewapende groepen door de stad te trekken om daar onder bedreiging met donderbussen en ander wapentuig de beruchte 'tiende penning' te heffen (lees: hardwerkende winkeliers af te persen), alsmede eerbare vrouwen en kuise maagden de stuipen op het lijf te jagen.
Tijdens hun afpersingspraktijken worden de Spanjolen gewoonlijk vergezeld door weldoorvoede priesters, zich niet erg vroom gedragende nonnen, lichte vrouwen en een groep Spaansgezinde burgers die na de verovering van Den Briel hondsbrutaal de Duistere zijde verraden en de bevrijding meevieren of hun hartenwens zojuist is vervuld. Zowel watergeuzen en als Spanjaarden maken deel uit van de 1 April-vereniging. Watergeuzen en burgers betrekken hun Middeleeuwse kleding meestal bij de aan de 1 April-vereniging gelieerde Geuzennaald. Wanneer u hier klikt, leest u er niets over, maar volgens zich gediscrimineerd voelende Spanjolen weigeren de vrijwilligers van de Geuzennaald nog altijd om de vertegenwoordigers van de Bezettende Macht van kleding te voorzien.
Eerst in maart 2011 is het tot deze nepspanjolen doorgedrongen, dat de beveiliging van 'De STEEG' al enige tijd in poten was van een 'Spaensche Kuytenbeijter'. Hoewel het een volledig symbolische functie betreft, werden voorbijgangers schadeclaims te voorkomen op een zogeheten stoepbord in het Espanjools en het Nederlands gewaarschuwd voor de aanwezigheid van de Spaensche Kuytenbeijter.

Helaas werd het arme dier vervolgens constant uit zijn slaap gehaald door in een fluwelen driekwart broek gestoken, louche figuren, die hem uitnodigden zijn tanden in hun Spaensche kuyt te zetten. Dit landverraderlijke gespuis is kennelijk zo wreed, dat ze zelfs een bejaarde, maar vaderlandslievende hond zijn schoonheidsslaapjes misgunnen!
Vaderlandslievende jeugdboekenschrijvers als Johan Been en W.G. van der Hulst konden zich nog permitteren om de bewoners van het koninkrijk Spanje aan te duiden als 'Spanjolen'. 'De STEEG' gaat volledig mee in die literaire traditie. Maar het is wachten tot er een uitnodiging komt van de Spaanse commandant, die zich gediscrimineerd voelt. Klik hier, wanneer u behoefte voelt om met de bezettende macht van Brielle te collaboreren. En klik hier, wanneer u in een (nota bene door de van elke vorm van schaamte gespeende bezettende macht zèlf gemaakte) fotoreportage wilt zien hoe plakkaten plakkende de Spanjolen in maart 2013 zijn tekeer gegaan met een onwillige winkelier en de ramen van een andere hardwerkende middenstander.

Sinds 1 april 2013 kan Tommie, de Spaensche Kuytenbeijter, er helaas niet bij zijn. Hij is inn februari van dat jaar, na op de kop af 5 jaar en een maand trouwe dienst, in de leeftijd van bijna 15,5 jaar overleden als gevolg van van een korte, maar hevige ziekte. Hoezeer Tommie aan het werk was gehecht bleek, toen hij de dag voor zijn dood weigerde naar huis te gaan en langzaam, maar onverstoorbaar, naar de winkel liep. Tommie wordt (ook al hebt u zojuist een glimp van zijn opvolger opgevangen) niet alleen door 'De STEEG' gemist. (KLIK HIER voor het afscheidsblog.)
De dubieuze dame met de gouden munten
Het was 'De STEEG' tot nu toe ontgaan dat vooraan de stoet met zegevierende geuzen een dame loopt die aan kinderen gouden munten uitdeelt. Bij nadere beschouwing blijken de gouden munten van chocolade en is de dame geen dame, maar een oudere heer.
Deze grootvader bekleedt een vooraanstaande functie in de plaatselijke politiek. Op 1 april verwijst hij met zijn dameskleding en gouden munten naar een Brielse notabele, wiens functie kan worden omschreven als een soort wethouder van financiën die, gebruikmakend van de door de watergeuzen veroorzaakte chaos, in dameskleding gehuld, de gemeentekas de vesting uit wilde smokkelen. Voor zichzelf, voegde de dochter van de 'dame' met de 'gouden' munten er verontwaardigd aan toe. (Zie tekst 1 december-viering.)
'De STEEG' vermoedt, dat deze notabele travestiet een samensmelting is van de Franse commandant, die in december 1813 de stad in dameskleding wilde ontvluchten, en rentmeester Jan van Duvenvoorde, die in 1572, in vermomming, tussen de vele vluchtelingen in, er via de Zuidpoort met een hele boel geld vandoor wilde gaan.



Op bovenstaande foto's een impressie van de geuzenmaaltijd waar het verhaal over de politicus-in-travestie en zijn 16e eeuwse voorganger de ronde deed. En de goede sfeer zelfs niet te lijden had onder het tot enig geblaf aanleiding gevende conflict dat plotseling oplaaide tussen de Spaensche Kuytenbeijter-in-opleiding en de normaliter door hem zeer gewaardeerde Deva.
Een katholieke visie op de 1 april-viering anno 1930
In het Gedenkboek van Voorne, in 1930 uitgegeven om te herdenken dat Den Briel 600 jaar eerder tot stad was verheven, lezen we in een door H. Conijn geschreven hoofdstuk, dat veel katholieken geen goed woord over hadden voor de beruchte 'Apriliana', omdat men had berekend dat de watergeuzen in de stad ongeveer 200 katholieken om het leven zouden hebben gebracht. Slachtoffers, waar rond 1 april overigens nog altijd geen woord aan vuil wordt gemaakt. Net zoals tactvol wordt verzwegen, dat binnen en buiten de vesting kerken en kloosters zijn geplunderd en/of vernield (schuin tegenover de toren van de Sint-Catharijnekerk staat de poort van het Brigittenklooster en in Rugge werd het Sint-Elizabeth klooster vernield). De na de plunderingen resterende bezittingen van de kloosters en kerken werden overigens in een soort fonds ondergebracht en de opbrengst gebruikt voor algemene zaken, zoals het salaris van onderwijzers, het onderhoud van het pesthuis en de bouw van bijvoorbeeld een nieuwe pastorie.
Conijn vindt dat van lidmaten van de (katholieke) Kerk, die Lumey's slachtoffers rekent onder de Heiligen Gods, niet kan worden gevergd, dat zij de beulen van deze bloedgetuigen (= martelaren) een 'venite adoremus' (vert: laten wij aanbidden) toezingen en het openbreken van de poort met een 'blyde incomste' gelijkstellen. (Wanneer een land of streek in de Middeleeuwen een nieuwe heerser kreeg, werd deze door de belangrijkste steden uitgenodigd voor een 'blyde incomste'.) Conijn citeert professor P.J. Blok die ooit heeft gezegd dat de watergeuzen eerder "het uitvaagsel der natiën" zijn geweest dan de door idealen gedreven kampvechters voor godsdienst en recht.

Katholieken deden er, volgens Conijn, beter aan om naar het buiten de stad gelegen monument voor de H.H. Martelaren van Gorcum te lopen dan 1 april te vieren. Let op: op de ansicht ziet u de oorspronkelijke, houten Bedevaartskerk die in 1932 door een onlangs fraai gerestaureerd, art deco-achtige opvolger van steen en beton is vervangen.

Uit 1938 dateert onderstaande rekening, waarop een ongetwijfeld vrome en katholieke timmerman de prinselijke som van fl. 5.50 in rekening brengt voor 5 uur werk aan de vaandelkist van de "Broederschap de Processie na Brielle".

Volgens de tekst op onderstaande ansichtkaart ziet u bedevaartgangers die bidden op het graf van de Martelaren van Gorcum. De stoffelijke resten van de Martelaren zijn in 1615 in het diepste geheim van Den Briel naar Brussel gebracht. (Zie even verderop: 'Lumey, de Martelaren en de prins van Oranje.')

We hoeven ons niet af te vragen wat de verbitterde Conijn zou hebben geschreven als hij zou hebben geweten, dat in de volgende eeuw, de katholieken die de bedevaart naar het monument voor de Martelaren van Gorcum maakten, tijdens de wandeling een discotheek zouden passeren die was vernoemd naar de Geuzenleider, die opdracht heeft gegeven de 19 martelaren op gruwelijke wijze te martelen en ter dood te brengen. Boze tongen beweren dat de tot een historische persoon terug te brengen naam Lumey (die destijds zowel in het katholieke kamp als door de aanhangers van Willem van Oranje als een oorlogsmisdadiger werd beschouwd) destijds niet door de eerste eigenaar van de discotheek is verzonnen, maar een van weinig historisch besef en fijngevoeligheid getuigende suggestie zou zijn geweest van 'iemand op het stadhuis'. Inmiddels wordt het gebouw niet langer als discotheek uitgebaat en is de naam van de admiraal die de stad Den Briel oorspronkelijk had willen plunderen en dan van de aardbodem wegvagen, van het gebouw verdwenen.
In het sterk verzuilde, vooroorlogse Nederland van weleer stikte het in de straten van de winkels die vooral door geloofsgenoten werden 'gefrequenteerd'. De hervormden kwamen bij voorkeur bij een hervormde melkboer, groenteboer, kruidenier, bakker, slager enz. Ook gereformeerden en katholieken gunden hun klandizie liever aan een geloofsgenoot.
Tegenwoordig is dat anders. De moderne consument is meestal niet bijster geïnteresseerd in de vraag welk geloof een winkelier aanhangt. Normaliter zou 'De STEEG' ervoor passen om een lang geleden uitgevochten geloofsstrijd aan te wakkeren. Maar ja, zelfs rekening houdend met een wellicht door katholieke propaganda opgeblazen dodental van 200 vermoorde katholieke Briellenaren, is het niet helemaal netjes dat er vanaf 2 april (de datum waarop de nieuwe machthebbers zijn begonnen om met de 'papen' af te rekenen) niet de moeite wordt genomen om stil te staan bij het lot van zoveel vermoorde burgers die meestal niet meer hadden misdaan dan katholiek te zijn.
Voor de goede orde: nadat Lumey ermee in had gestemd om de stad te sparen, heeft hij opdracht gegeven om de Brielse kloosters 's morgens vroeg te plunderen. Om de feestvreugde te vergroten, droegen de geuzen daarbij priestergewaden. Naar verluidt kon men tot in Maassluis en Zierikzee de vuren zien branden, waarmee de plunderingen gepaard gingen.
1 december-viering

het er aan toe bij de jaarlijkse herdenking van de ongeveer anderhalf uur durende, met geweer- en kanonschoten in de binnenstad gepaard gaande verdrijving van de uit ongeveer 1000 man bestaande troepen van Napoleon, die in Den Briel op 1 december 1813 heeft plaatsgevonden.
Sinds 1813 wappert elk jaar op 1 december de oranjevlag op de Sint-Catharijnetoren. En jaarlijks vraagt 'De STEEG' zich traditiegetrouw op 1 december af welk lid van het koningshuis jarig zou zijn. Na een tijdje valt het kwartje dan alsnog.

Het kanon, dat vanaf de Wellerondom het oude stadhuis onder vuur lijkt te nemen, staat daar ter herinnering aan het wapen, waarmee de op de Markt verzamelde Fransozen vanaf het pleintje onder vuur werden genomen; via de bij rondvliegende
kanonskogels beangstigend smalle Koopmanstraat. De Fransen hadden overigens zelf 4 kanonnen op de Markt staan, waarmee ze Nobelstraat, Voorstraat, Koopmanstraat en Vischstraat bestreken.
Vanwege de nabijheid van stadhuis en gevangenis werd de hoek Venkelstraat/Koopmanstraat in de Franse tijd bewaakt. De Franse schildwacht was op 1 december 1813 toevallig niet op zijn post, toen de strijd om half 5 's morgens losbarstte. Stomdronken van alle drank, die hem was opgedrongen door vriendelijke Briellenaren.
Al om 6 uur 's morgens kon de Oranjevlag op de Sint-Catharijnetoren worden gehesen. Vervolgens heeft de Franse commandant heeft vergeefs geprobeerd om Den Briel in dameskleding te ontvluchten.
Tot ieders verbazing, kwam later nog wel een aantal in Hellevoetsluis gelegerde troepen op hoge toon in naam van keizer Napoleon eisen, dat de poort werd geopend. In het Frans nog wel. Daar werd dus niet naar geluisterd. En zo maakte de Eersteling der Vrijheid haar in de 80-jarige Oorlog verworven erenaam opnieuw waar.
Volgens boze tongen was de verdrijving van de troepen van Napoleon voor van deftigheid naast hun schoenen lopende ambtenaren en bestuurders aanleiding om de populaire (maar te ordinair geachte) naam Den Briel officieel te laten vallen ten faveure van de deftige (maar na zo'n 200 jaar nog altijd veel minder bekende) variant Brielle.
De Briellenaren kwamen in de nacht van 30 november op 1 december 1813 in opstand tegen de Franse bezetting (eerdere pogingen waren roemloos mislukt). Op 30 november 1813 had de latere koning Willem I bij Scheveningen voet op vaderlandse bodem gezet. Hoewel de zoon van de laatste stadhouder pas in 1815 tot koning zou worden uitgeroepen, werd in 2013 het 200-jarig bestaan van het Koninkrijk der Nederlanden gevierd.
Er zijn aanwijzingen, dat prins Willem Frederik (de latere koning Willem I) om symbolische redenen zijn eerste voet op vaderlandse bodem liever niet in Scheveningen maar in Den Briel had gezet, wanneer een eerdere Brielse opstand tegen het Franse gezag niet was mislukt.
KLIK HIER om te lezen hoe de 1 december-viering in 2013 op grootsere wijze wordt aangepakt dan normaal.
Die vreselijke tiende penning
Terug naar de Opstand tegen de Spaanse overheersing. De naam van de waarschijnlijk buiten medeweten van de minister van financiën geheven tiende penning verwijst naar de door de beruchte hertog van Alva ingevoerde BTW-heffing van 10% op de verkoop van roerende goederen (voedsel, drinken, kleding etc.).
Naar hedendaagse begrippen gaat het om een heel bescheiden percentage, maar in de 16e eeuw was de door de bevolking van Spanje al sinds 1341 zonder morren opgebrachte 'tiende penning' (die daar in de loop der jaren tussen de 2% en 14% varieerde) één van de oorzaken van de opstand tegen het bewind van Philips II, koning van Spanje, graaf van Holland, heer van Voorne etc.
Isabella van Habsburg, onder de naam Elisabeth koningin van Denemarken en Noorwegen (en ook nog een tijdje van Zweden), maakt zich in een op haar dagboeken gebaseerde roman ernstig zorgen over de wijsheid van het beleid van haar in Nederland nog altijd opvallend gunstig beoordeelde broer Karel V, keizer van Duitsland, koning van Spanje, heer der Nederlanden, graaf van Holland, heer van Voorne etc. en vader van de in Nederland (en dan met name in Den Briel) nog altijd gehate Philips II. De koninklijke zuster wond zich vooral op over de keizerlijke gewoonte om de Spanjaarden te onderwerpen aan hoge belastingen en met de opbrengst van de van zijn Spaanse onderdanen afgeperste 'alcabala' in zijn geliefde Nederlanden leuke dingen te doen.
Philips II krijgt in Spanje nog altijd een veel betere pers dan zijn vader.
De dorpsschool in het Brielse dorp Vierpolders heet De Tiende Penning.
Het is niet onlogisch, dat het verzet tegen de uitvoering van de maatregel ook op Voorne-Putten heel groot is geweest. De bewoners van het eiland hadden grote economische schade geleden door de Allerheiligenvloed van 1 november 1570; een gruwelijke watersnood, die de Vlaamse en (hele) Nederlandse kust teisterde en onder meer verantwoordelijk is voor de verdwijning van de Zeeuws-Vlaamse plaats Saeftinghe en het waddeneiland Bosch, dat tussen Schiermonnikoog en Rottummeroog lag. Het totale (Nederlandse) dodental van de ramp zou boven de 20.000 hebben gelegen.
Door sommigen werd de de ramp gekoppeld aan de afzetting van Willem van Oranje als Stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht.
De door Alva in 1969 ingevoerde tiende penning is uiteindelijk nooit geheven, maar gedurende twee jaar voor de som van 2.000.000 afgekocht.
Concrete herinneringen aan de 80-jarige oorlog
Aan de 80-jarige oorlog herinneren in Brielle, naast straatnamen en de collectie van het het vlakbij 'De STEEG' gelegen Historisch Museum Den Briel?Museum van de 80-jarige Oorlog (Markt 1, 3231 AH Brielle - KLIK HIER om naar de site van het museum te surfen), onder meer de naam van het zwembad Dukdalf (dit is een in vaarwater staande paal, waaraan schepen kunnen afmeren, die is vernoemd naar de Duc d'Albe [Frans voor hertog van Alva] om wiens nek de watergeuzen graag een strop wilden gooien) en de naam van de naar de zowel in katholieke als protestantse kringen beruchte moordenaar van de Martelaren van Gorcum vernoemde discotheek, Lumey.
Lumey, de Martelaren en de prins van Oranje
De al eerder genoemde Martelaren van Gorcum zijn 19 priesters, die door de watergeuzen gevangen zijn genomen in de buurt van Gorinchem (Gorkum). Tegen het bevel van Willem van Oranje in, zijn ze gemarteld en ter dood gebracht in de turfschuur van het destijds aan de Kloosterweg in het destijds zelfstandige plaatsje Rugge gelegen Sint Elisabethklooster, dat door de bevrijders is geplunderd en vernield. Willem II van der Marck,onder meer heer van het Limburgse Lummen (in het Frans: Lumey), zou wellicht niet alleen worden herinnerd als de wrede leider van de watergeuzen, die, tegen het bevel van de Vader des Vaderlands in, opdracht heeft gegeven om bij Den Briel 19 priesters te martelen en te vermoorden, als er destijds geen machtsstrijd aan de gang was geweest geweest tussen Oranje en Lumey, opperbevelhebber van de vloot van de watergeuzen. In het kader van die machtsstrijd werkte het schriftelijke bevel van de prins van Oranje bij Lumey waarschijnlijk als de spreekwoordelijke rode lap op een stier.
De Nederlands sprekende en in de zuidelijke Nederland geboren Lumey was bij tijd en wijle veel populairder dan de in het verre Hessen geboren prins, die zelfs in het Frans is gestorven; zo hij ooit zijn fameuze laatste woorden heeft gesproken. Daarbij komt, dat het opstandige volk de Vader des Vaderlands kende als de voormalige plaatsvervanger van Filips II, graaf van Holland en koning van Spanje. En dat niet iedereen bereid was om hem te vergeven, dat de protestants opgevoede Willem zich aan het hof van keizer Karel V als een trouw zoon van de katholieke kerk had gedragen en pas eind 1573 weer officieel protestants werd. (De protestantse opstand tegen de katholieke Filips II is dus in eerste instantie door een trouw katholiek geleid.)
Hieronder staat een foto van een eeuwenlang in Brielse grond verborgen, bronzen penning, die in 1563 is geslagen om de koning van Hispanje en graaf van Holland te eren. Het na de opstand tamelijk compromitterende huldeblijk is geslagen in opdracht van ene Willem van Oranje, de latere Vader des Vaderlands.

Een dolle hond?
Het staat vast, dat Lumey zich aan het eind van zijn leven formeel heeft verzoend met de prins-bisschop van Luik. Daarbij is niet duidelijk of er werkelijk sprake was van berouw over zonden (zoals de moord op de Martelaren van Gorcum) en/of een werkelijke bekering tot het katholicisme. Kort daarop overleed Lumey. Gebeten door een dolle hond, smaalden de aanhangers van Oranje. In opdracht van de prins van Oranje vergiftigd tijdens een maaltijd bij de graaf van Rennenberg, domheer (KLIK HIER) in Luik, beweerde de stervende.
De rol, die Oranje heeft gespeeld bij de dood van zijn op één grootste tegenstanders, zal nooit meer kunnen worden achterhaald. Maar het staat wel vast, dat Lumey niet door een dolle hond is gebeten en waarschijnlijk wel is vergiftigd. De graaf van Rennenberg bij wie Lumey zijn fatale maal heeft gescoord was overigens een katholieke oom van een beruchte stadhouder van Groningen, die 3 maart 1580 (overigens van harte gesteund door de stad Groningen) overliep naar de Spaanse zijde. Deze door de bewoners van de Groninger Ommelanden betreurde actie staat bekend als 'het verraad van Rennenberg'. Dankzij het verraad zou Filips II (hoewel hij er Filips I werd genoemd) tot 1594 Spaans blijven.
('De STEEG' is in 2011 bezocht door een Leidse historica, die veronderstelt, dat de beestachtige reputatie van Lumey voor een deel is terug te voeren op eeuwenlange Oranje-propaganda.)
Heilig verklaard
Na hun dood zijn de lichamen van de Martelaren van Gorcum op gruwelijke wijze onteerd en verminkt. Na veel gezeur was Lumey bereid hen een begrafenis in de Turfschuur te gunnen. De schuur was al jaren afgebroken, toen hun beenderen in 1615 in het diepste geheim door Jezuïeten werden opgegraven en naar de inmiddels min of meer van protestanten gezuiverde zuidelijke Nederlanden gebracht. Een belangrijk deel van hun relikwieën bevind zich thans in de Sint-Nicolaaskerk in Brussel.
De Martelaren van Gorcum zijn pas in 1867 heilig verklaard. Nu zou Rome wellicht wat moeite met de heiligverklaring van Andries Wouters, pastoor in Heinenoord, alwaar hij 'als een gehuwd man' samenleefde met een vrouw. Om wille van de lieve vrede hebben de katholieke bisschoppen in Nederland geprobeerd de heiligverklaringen van de Martelaren te voorkomen.
Op het adres Nobelstraat 24 vindt u onderstaande, in 1831 in gebruik genomen neoclassicistische kerk van de H.H. Martelaren van Gorcum (zie foto). Naast de kerkdeur prijkt een bord met de mededeling dat de naar de in 1572 vermoorde heiligen genoemde parochie dateert van circa 1385. Die verwarring is mogelijk, omdat de kerk in de Nobelstraat ook is gewijd aan aan Sint-Catharina. En de naar deze heilige genoemde Catharijnekerk is in 1572 in protestantse handen gevallen. Van 1572 tot 1831 moesten Brielse katholieken ter kerke gaan in steeds minder verborgen schuilkerken.
Even buiten de vesting bevindt zich aan De Rik 5 de aan de Martelaren gewijde Bedevaartskerk. De uit 1880 daterende houten kapel is in 1931 vervangen door een uit steen, beton en hout opgetrokken opvolger. Deze kerk is nog niet zolang geleden prachtig gerestaureerd.

ijdens de jaarlijkse processie lopen de bedevaartgangers van de R.K. kerk in de Nobelstraat naar de Bedevaartskerk. Ze passeren daarbij onder meer 'De STEEG' en de naar de moordenaar van de in de Bedevaartskerk vereerde heiligen genoemde discotheek, Lumey.
Nauwlettend boven de religieuze partijen zwevend heeft 'De STEEG' heeft het eerder opgenomen voor de 200 vergeten katholieken die vanaf 2 april 1572 door de bevrijders van Den Briel zouden zijn vermoord. Toch valt er op sommige Martelaren van Gorcum ook best een en ander aan te merken. Zo stonden pastoors uit Gorkum (Gorinchem) en omgeving voor 1 april 1572 bekend als zielenherders die er geen enkel probleem mee hadden om al te vrijmoedig denkende 'schapen' uit hun kudde bij de inquisitie aan te geven. Vooral wederdopers en mennonieten (2 stromingen van dezelfde geloofsrichting) werden in Gorkum hard aangepakt. Onder de Martelaren bevindt zich één dominicaan (ook wel: predikheer). Deze nog steeds bestaande (en ondanks haar moorddadige geschiedenis nog altijd gerespecteerde) bedelorde heeft zich vanaf 1231 toegelegd op het uitvoeren van inquisitietaken.
Inquisitie
De onder pauselijk gezag staande inquisitie is onder meer ingezet om ketterse christenen als Katharen en Waldenzen uit te roeien, aanhangers van de katholieke ridderorde van de Tempeliers te doden (en hun bezitting aan de koning van Frankrijk te schenken. De Spaanse inquisitie was verantwoordelijk voor het uitroeien van Joden en islamieten in het koninkrijk Spanje (net als in Frankrijk vervielen hun bezittingen aan de Kroon). De door de Nazi's ingestelde gele Jodenster is een variatie op het gele insigne, dat de inquisitie aan Joden had opgelegd.
In de Nederlanden heeft de inquisitie zich min of meer beperkt tot het opsporen en straffen van protestanten. In tegenstelling tot wat veel mensen denken heeft de inquisitie zich nooit bezig gehouden met het vervolgen van heksen. Lepralijders en homoseksuelen zouden echter wel het slachtoffer zijn geworden van deze door dominicanen bemande moordmachine. Door spottende Middeleeuwers werden de dominicanen ook wel als 'Domini canes' (de honden van de Heer). De dominicanen waren erg trots op deze voor honden beledigende bijnaam.

Op nevenstaande foto ziet u één van de meest obscene instrumenten die de inquisitie bij haar vorm van 'waarheidsvinding' toepaste: 'de peer'. Het weerzinwekkende apparaat bewijst dat de dominicaanse broeders met een uiterst verwrongen seksualiteit moraal opgezadeld moeten zijn geweest.
De peer is naar zijn vorm vernoemd. Het apparaat is van metaal gemaakt en bestaat uit 2 of 3 'schillen'. Door middel van een schroefmechanisme kunnen deze schillen maximaal worden gespreid (zie volgende foto).
Je hoeft geen Sigmund Freud te zijn om te begrijpen, dat er in seksueel opzicht iets heel erg mis is met ondervragers die de peer bij vrouwen vaginaal en bij mannen en vrouwen rectaal of in de mond aanbrengen om vervolgens de schillen maximaal open te draaien, zodat onder een maximale hoeveelheid pijn maximale schade kon worden aangericht aan kaak, tanden, kiezen, vagina, ingewanden, slijmvliezen enz. Bij godslasteraars en afvallige geestelijken werd de peer meestal in de mond geplaatst; om de zondaars te straffen op de plek waar ze de zonde hadden begaan. Het was overigens niet de bedoeling of gewoonte dat verdachten hun kennismaking met 'de peer' overleefden. Met alle respect: er zijn seriemoordenaars die hun slachtoffer op een humanere wijze om zeep helpen!

In het perverse rechtssysteem van de inquisitie waren mensen eeuwenlang schuldig tot ze, na marteling, hun onschuld bewezen. De inquisitie is in de 19e eeuw omgedoopt tot Congregatie van de Geloofsleer. 'Rome' heeft zich een paar jaar geleden op het hoogste niveau verontschuldigd voor de werkwijze van de inquisitie. De toenmalige paus heeft die verontschuldiging deels te niet gedaan met de bewering dat het aantal Joodse slachtoffers van de inquisitie schromelijk wordt overdreven.
De dominicanen hebben zich ook laten gebruiken om Latijns-Amerika te bekeren en het aantal Indiaanse inwoners te verlagen.
Op 16 februari 2013 plaatste het van oorsprong protestantse dagblad Trouw een artikel, waarin wordt gepleit voor een beter imago van de inquisitie. Volgens filosoof en historicus Leen Spruit valt het allemaal wel mee; is de Romeinse tak van de inquisitie zelfs verantwoordelijk voor de introductie van de advocaat, het getuigenis onder ede, het belang van waarheidsvinding waarbij 'één getuige geen getuige' is, inzage in processtukken door de verdachte, een pro deo-verdediging voor arme verdachten en gevangenisstraf in plaats van lijfstraffen of verminking. De associaties met martelingen, censuur en brandstapels horen, volgens Spruit, bij de Spaanse inquisitie, die - in tegenstelling tot het Romeinse filiaal - onder meer in de Nederlanden huisgehouden heeft. Ik vraag me af in hoeverre een beroemd Briels slachtoffer van de tak van dienst die in de Nederlanden heeft huisgehouden, bereid zou zijn om aan een campagne tot verbetering van het imago van de inquisitie mee te werken (zie: Een protestantse heilige).
De dominicanen hebben heel erg te lijden gehad van de Franse Revolutie. 'De STEEG' vindt het jammer dat de eerwaarden die de organisatie in de 19e eeuw met de beste bedoelingen een doorstart hebben laten beleven, er niet voor hebben gekozen de door gruweldaden en massamoord bezoedelde naam te laten vallen en een volledig nieuwe broederschap op te zetten.
In de vorige eeuw is de ooit zo goed geoliede moordmachine er overigens in geslaagd weer 'salonfähig' te worden. Mede doordat de progressieve Vlaamse theoloog Edward Schillebeeckx en tal van linkse bevrijdingstheologen uit Latijns-Amerika dominicaan waren. In 1958 heeft een Belgische dominicaan zelfs de Nobelprijs voor de Vrede ontvangen. Met alle respect, het is toch een beetje of Hitler's SS zich na sluiting van het concentratiekamp Auschwitz zou hebben toegelegd op het organiseren van vakantiereizen naar Israël.
De Heilige Lenaert van Veghel, bij leven pastoor te Gorinchem (Gorkum)
Anders dan bij de heilig verklaarde Martelaren wachtte op onder tortuur (= marteling) bekennende ketters niet de galg, maar de brandstapel (al viel de door de inquisitie uitgedeelde straf soms milder uit). De in de turfschuur te Rugge aan een geïmproviseerde galg opgeknoopte Lenaert van Veghel, pastoor van de (in 1844 door nieuwbouw vervangen) Grote Kerk in Gorkum, werd aldaar aangesteld om een van ketterse neigingen verdachte, maar in ieder geval veel te tolerante pastoor te vervangen.
Ter voorbereiding van deze tekst heeft 'De STEEG' een aantal 'fansites' van de Martelaren van Gorcum gelezen. Ik ben op dergelijke sites geen kritiek tegengekomen op de door de heilige Lenaert van Veghel gevoerde jacht op andersdenkenden; kennelijk vindt men dat de kerk het volste recht had om andersdenkenden op te sporen, te vervolgen en desnoods te doden. Sterker nog: Lenaert van Veghel wordt door sommigen geprezen, omdat hij bereid is geweest om het op te nemen voor een in de boeien gegooide, goddeloze anabaptist (= wederdoper), op voorwaarde dat deze na zijn bekentenis weer katholiek zou worden. En wat denkt u dat die ondankbare hond heeft gedaan, nadat Lenaert van Veghel door de watergeuzen was gearresteerd? Hij was niet eens bereid om het op zijn beurt op te nemen voor de man die hem ooit van de brandstapel had gered. Ondank is 's werelds loon.
Op sommige fansites wordt de vanwege zijn niet erg van tolerantie getuigende haat jegens andersdenkenden in Gorkum aangestelde pastoor Lenaert van Veghel afgeschilderd als een volmaakt onschuldig slachtoffer van religieuze intolerantie. En dat lijkt me toch wel weer pijnlijk voor de slachtoffers die deze intolerante 'ketterhater' tijdens zijn carrière zelf heeft gemaakt, met hulp van de martelwerktuigen van zijn vrienden bij de inquisitie. Als het op religieuze intolerantie aankomt, was Lenaert van Veghel geenszins het onschuldige slachtoffer, zoals hij op fansites wordt afgeschilderd, maar slachtoffer en dader tegelijk.
Wederom met alle respect: 'De STEEG' is er zich pijnlijk van bewust dat bovenstaande kritiek in de ogen van de Heilige Lenaert van Veghel een nadere kennismaking met 'de peer' zouden hebben rechtvaardigd. De eerbiedwaardige dominicanen zouden er in de 16e eeuw geen enkel probleem mee hebben gehad om in hun gelederen sadisten te vinden die 'de peer' in de lichaamsholten van een door een pastoor van ketterij beschuldigde winkelier zouden willen stoppen.
Voor de in Den Briel woonachtige, uitermate vredelievende mennonieten veranderde de status op 1 april 1572 van 'bij tegen de lamp lopen naar de brandstapel' in 'gedoogd, maar vanwege de weigering om de wapens op te nemen door goede Vaderlanders gewantrouwd' (zie: Mennonieten in Den Briel).
De vrome seriemoordenares - brandstapel en galg in Den Briel
In Den Briel werd de brandstapel overigens op de Markt opgebouwd. Soms werd het de verwanten van een veroordeelde kennelijk toegestaan om het verbrandingsproces te bekorten door goed brandend materiaal in de kleding van de te verbranden persoon te stoppen.
Tegenover het stadhuis staan op de plek van de brandstapel de woorden 'Nyet Sonder Godt' in de grond*; vlak bij het standbeeld van koningin Wilhelmina (KLIK HIER VOOR EEN NIEUWTJE OVER DE BESCHERMING VAN HET BEELD).
De in steen geciteerde uitspraak is niet afkomstig van een 'Martelaar des Geloofs', maar van Marijtgen (ook wel: Maertje[n]) Willemsdochter (ook wel: Willems), een in 1628 veroordeelde seriemoordenares die heeft bekend maar liefst (minstens) 5 van haar echtgenoten (2 in Den Briel, 1 in Vierpolders en 4 in Rotterdam; over de doodsoorzaak van haar eerste 2 betreurde echtgenoten heeft zij zich niet uitgelaten) en al haar kinderen (8 stuks) met een halve stuiver rattenkruid p.p. om zeep te hebben geholpen. Of, zoals dat in 1629 werd omschreven: een "seeker Vrouwspersoon genaempt Maertjen Willemsdochter, overmits deselve acht van haer eygen kinderen ende vyff getroude mans alle successivelycken ende achter een volgende, vergeven ende omme gebracht hadde."

arijtgen Willemsdochter heeft zo vaak de treurende weduwe en bedroefde moeder kunnen spelen, omdat Den Briel en omgeving in haar tijd door een vreselijke rattenplaag werden geteisterd. Daardoor viel het niemand op, wanneer een keurige huisvrouw, afwisselend bij de 3 apothekers die Den Briel telde, grote hoeveelheden 'rattecruyt' kwam inslaan. (In de panden met de baksteenkleurige voorgevels aan de Voorstraat op onderstaande foto heeft eeuwenlang een apotheek gezeten. Dit is één van de apotheken, waar Marijtgen haar 'rattecruyt' insloeg. Destijds haar tijd was de apotheek van de vooraanstaande familie van Almonde, die naast apothekers en bierbrouwers ook de vlootvoogd Philips van Almonde heeft opgeleverd. (KLIK HIER.) De in de Catherijnekerk begraven Philips is zelfs in één van de twee huizen van de voormalige apotheek geboren. Zijn geboortehuis ligt op korte afstand van het aan de gevelsteen herkenbare en tussen Cafetaria Schats 't Hoekje' en de voormalige drogisterij 'Bout' gelegen huis, waar kinderboekenschrijver Johan Been, die zo vaak de loftrompet op zeeheld Philips van Almonde heeft gestoken, zijn hele leven heeft gewoond. [Het gebouw uiterst rechts op de foto herbergde tot juni 2013 het Brielse filiaal van het kantongerecht.])
Marijtgen Willemsdochter was kennelijk een geestelijk gestoorde vrouw, die echtgenoten en kinderen opruimde, wanneer ze in het gebruik tegen vielen door bijvoorbeeld ruzie met haar te maken, ziek te worden of op een andere manier lastig te zijn. Ze was niet op geldelijk gewin uit, maar leed mogelijk aan een extreme vorm van verlatingsangst.
Hoewel ze als veelvuldig weduwe natuurlijk wel steeds de erfenis opstreek, was ze geen op financieel gewin uit zijnde 'Goede Mie', die in de 19e eeuw haar bijnaam kreeg, doordat ze liefdevol ouderen en zieken onder haar buurtgenoten verzorgde, die, net als verschillende van haar eigen familieleden en hele gezinnen, met arseen (rattengif, niet te verwarren met het rattenkruid dat de Brielse seriemoordenares gebruikte) naar de andere wereld hielp; nadat de - naar eigen zeggen - ook al door een rattenplaag gekwelde, reddende engel levensverzekeringen op haar slachtoffers had afgesloten. De Leidse 'Goede Mie' wordt verdacht van moord door vergiftiging van ca. 90 personen.
Volgens de onvolprezen jeugdboekenschrijver en stadsarchivaris Johan H. Been was het stadsbestuur dermate onder de indruk van de zo spontaan op de drempel van de dood betoonde vroomheid, dat werd besloten de uitspraak in stenen te vereeuwigen.
Indien de in de gevangenis tot inkeer gekomen vrouw was opgehangen in plaats van verbrand, had ze op 9 oktober 1628 haar 'Maker ontmoet' op het aan de Kaaistraat gelegen bastion achter de huidige Albert Heijn.
Marijtgen Willemsdochter heeft overigens geluk gehad bij het voltrekken van het vonnis. Volgens het oorspronkelijke vonnis had men eerst op een voor het stadhuis te plaatsen schavot de hand moeten afhakken, waarmee ze al die halve stuivers rattengif had toegediend. Maar dat vonden burgemeesters (daar had me er dus meer van) en schepenen (een soort: wethouders) een beetje onsmakelijk.
De gevangenis, waar de vrome gifmengster tot inkeer is gekomen, bevindt zich op de hoek Koopmanstraat/
Wellerondom/Venkelstraat en maakt deel uit van het oude stadhuis/historisch museum.
NB: ene drs. van der Houwe twijfelt aan het ooit door Johan H. Been opgetekende, stichtelijke verhaal. Hij vermoedt in het blad 'Brielse Mare', dat de vrome tekst (die in de huidige vorm pas in 1957 is aangebracht niets met de brandstapel of met de vrome seriemoordenares heeft te maken. Zij denken dat men in het Stadhuis heeft willen aangeven, dat Den Briel door vrome bestuurders wordt geregeerd. (Je kunt een goed verhaal ook kapot checken!)

Even iets heel anders: schandpaal, Welle-rondom, Wastrap, Stadspomp, kaailopers & Hoofdwacht
Op het Wellerondom kunt u de schandpaal (ook wel: het schandblok) bewonderen, waar mensen die zich aan een minder ernstig misdrijf schuldig hadden gemaakt hun hoofd, handen en soms voeten door moesten steken. De gestrafte werd op die manier blootgesteld aan de hoon en het gejouw (en bijvoorbeeld rotte eieren en groenteafval) van voorbijgangers die graag bereid waren een straatje om te lopen om deel te kunnen nemen aan het voltrekken van de opgelegde straf. De duur van de bijvoorbeeld aan een met zijn koopwaar knoeiende winkelier of overspelige 'huysvrouw' opgelegde straf kon van enkele uren tot meerdere dagen variëren.
Misschien kwamen ook wel de mensen aan de schandpaal, die het verbod van 16 oktober 1696 trotseerden, toen de Brielse Maas,midden in de 9-jarige Oorlog, door een vijandelijke kaper werd geterroriseerd.
Op die dag werd namelijk besloten om een verbod uit te vaardigen tegen 'het loopen van paerden, koebeesten, schapen ende verkens langhs 's Heeren straten, slopen, aan de wallen, borstweringen, kerchoven, op de stads hooft dijk, buijten singels ende wegen daer op sijnen vrijheijt respondeerende.' Voor alle duidelijkheid noteerde de klerk in de kantlijn: "Verbot varkens etc. langs straat te loopen".
Het is niet helemaal onverklaarbaar, dat varkens niet langer welkom waren op de Brielse kerkhoven rond Catherijnekerk en Pieterskerk. Babe en zijn soortgenoten kunnen namelijk behoorlijk in de grond wroeten met hun neus. En als die gevoelige neus een stukje rottend vlees ruikt, wroeten en graven ze net zolang door tot het voor de varkens lekkere hapje bereikt was. Het huidige wildrooster is dan ook uitgevonden als een middel om varkens van kerkhoven te houden. Het rooster had als bijkomend voordeel, dat de bokkenpootjes van de duivel er ook niet overheen konden stappen, zodat hij de kerk niet kon bereiken.
Al kon men in de Middeleeuwen geen gebruik maken van een basale voorziening als de waterleiding gold ook in die tijd het devies 'Gemak Dient De Mens'. Daarom werd de schandpaal bij voorkeur op een plaats neergezet waar elke dag veel mensen langs kwamen. De Brielse schandpaal is op het Wellerondom terecht gekomen, omdat op dat alleraardigste pleintje ook de stadspomp staat; toevallig vlak achter de schandpaal.
Het Wellerondom heette ooit Plaetse Welle, naar de zogeheten welleput met windas en emmers waar de Briellenaren hun water uit moesten putten tot in 1610 de monumentale stadspomp ervoor in de plaats kwam. Dorstigen kunnen het water van de pomp niet drinken. W. Plokker, 'Stads-Schoolonderwijzer te Brielle', meldde al in 1857 dat de indrukwekkende pomp geen goed water oplevert.
En dat verbaast 'De STEEG' niets. Direct achter de pandjes achter de pomp ligt namelijk de Sint-Catharijnehof; het pas in de jaren '60 van de vorige eeuw geruimde kerkhof van de Sint-Catharijnekerk, waar tot 1842 werd begraven. De naam van de Sint-Catharijnekerk werd en wordt door veel Briellenaren als Catherijnekerk geschreven en uitgesproken. Op deze website doen we daar naar hartenlust aan mee.
Er valt overigens nog meer aan te merken op de monumentale pomp die de plaats heeft ingenomen van de oorspronkelijke welle. Zo beweert het monument glashard uit 1590 te dateren. In verschillende bronnen heeft De STEEG gevonden dat de pomp uit 1610 zou dateren. Eén enkele bron meldt het jaartal 1614. Het is niet onmogelijk dat de pomp in 1610 is gebouwd en in 1614 is bekroond met de leeuw die als wapendrager fungeert. Verstokte Briellenaren winden zich al eeuwen op over het betreffende wapen, dat zij in hun verontwaardiging aanzien voor het wapen van het naburige dorp Oostvoorne. In werkelijkheid draagt de leeuw het vrijwel identieke wapen van Voorne. Het in het graafschap Holland gelegen, vrijwel volledig zelfstandige, middeleeuwse eilandenrijk van de heren van Voorne, waarvan Den Briel de hoofdstad is geweest. KLIK HIER wanneer u meer wilt lezen over de geschiedenis van Voorne.

n augustus 2016 heeft De STEEG een (voor de verkoop bestemd) schaalmodel van de Stadspomp op de Wellerondom aangekocht. De maker van het model is een 'fanatieke Briellenaar' die de vermeende schoffering van de oude hoofdstad van Voorne heeft willen corrigeren. Hij heeft het door de leeuw gedragen wapen van Voorne vervangen door het Brielse wapen dat ook al op de zwengel van de pomp is te vinden. (In Oostvoorne leeft overigens enig drinkwater gerelateerd Oud Zeer jegens Den Briel. Daar is nog lang niet iedereen vergeten dat de bewoners van Oostvoorne ooit geen gebruik mochten van in hun duinen gewonnen drinkwater, omdat dat exclusief voor de gemeente Den Briel was bestemd.)
Op onderstaand doorkijkje op de Catherijnetoren via het Heultje en foto van de bruggetjes naar de aan het Sint-Catharijne(kerk)hof gelegen achterzijde van een aantal nog altijd bestaande pandjes aan Wellerondom en Langestraat kunt u zien, dat de vesting vroeger door smalle riviertjes, sloten en/of grachtjes werd doorkruist (het Heultje kwam overigens in de Prinsessegracht, die tegenwoordig Venkelstraat heet). De foto's zijn helaas niet gedateerd.


Let op: mensen met een zwakke maag kunnen onderstaande, cursief geplaatste tekst beter overslaan!
Een doorgaans zeer betrouwbare, hoogbejaarde Brielse heeft 'De STEEG' onlangs verteld, dat het regenwater van de Sint-Catherijnekerk vroeger in grote bakken werd vergaard, die vóór de kerktoren waren ingegraven.
Briellenaren konden dan hun water uit deze bovenmaatse regentonnen putten.
Aan die onsmakelijke praktijk kwam een eind, toen er in Brielle een enge epidemie uitrak, die aan het op het Sint-Catherijnekerkhof geputte drinkwater werd toegeschreven. (Dit griezelige verhaal valt wat 'De STEEG' betreft in de categorie 'niet kapot checken')
'De STEEG' verbaast zich erover, dat de toch wat onsmakelijke combinatie drinkwater en kerkhof/begraafplaats kennelijk doodnormaal was in de gemeente Brielle. Sinds 1923 prijkt aan de G. J. van den Boogerdweg een prachtige watertoren in Art Deco-uitvoering. Een rijksmonument, dat pal tegenover de Oude Begraafplaats staat.
Sinds 1984 kunnen ook gevoelige zielen als 'De STEEG' gerust een glaasje Briels water drinken. De watertoren is in dat jaar buiten werking gesteld. Het drinkwater werd overigens niet gewonnen onder de Oude Begraafplaats, maar in de Oostvoornse duinen. (Er leven nog altijd inwoners van die plaats, die zich er vreselijk over kunnen opwinden, dat het in de Oostvoornse duinen gewonnen drinkwater niet in Oostvoorne zelf mocht worden gebruikt.)
Wastrap Zevenhuizen en de Kaailopers
Voor de was kon men gebruik maken van enkele trappen die in de kades waren aangebracht. Op de ansichtkaart van de 17e eeuwse nieuwbouwwijk aan het Slagveld ziet u ter hoogte van de boom een 'wastrap' die het waswater van het Zuidspui voor de wassende huysvrouw of dienstmaagd bereikbaar maakte. Let op: dit water werd niet mee naar huis genomen. De was werd ter plaatste verricht; met het koude water van de Brielse havens en zonder wasmiddelen.
'De STEEG' heeft ooit een verslag gelezen van een zedenproces tegen hofarchitect en hofbeeldhouwer Hieronymus Duquesnoy de Jonge, de in 1654 in Gent ondanks zijn hoge positie op last van de inquisitie eerst aan een staak werd gewurgd en vervolgens verbrand. Deze Duquesnoy is overigens de zoon van de gelijknamige maker van 'Manneken Pis'.
'De STEEG' was destijds erg geschokt door de langdurige periode, dat mensen hetzelfde 'lijfgoed' (ondergoed) droegen, voordat het in de was ging. Mannen uit een proper gezin droegen hun als wit begonnen onderhemd vele maanden tot zelfs anderhalf jaar. Wie weet hoe snel die gewoonte terugkomt als Briellenaren hun wasmachines en wasmiddelen niet langer mogen gebruiken en weer op 'Wastrap Zevenhuizen' zouden zijn aangewezen.

(Als geboren Rotterdammer mag 'De STEEG' niet verzwijgen, dat de 'Vroede vaderen' van zijn geboortestad ooit een wastrap exclusief hebben gereserveerd voor twee doelgroepen - vrouwen, die luiers wasten en banketbakkers, die water nodig hadden.)

Oudere Briellenaren noemen dit gedeelte van het Slagveld de Zevenhuizen. De wastrap is nog altijd te bezichtigen (zie foto); hersteld door het door bewoners van Maarland NZ en ZZ gevormde 'Zakkendragersgilde de Kaailopers'. Voordat de Kaailopers aan de wastrap begonnen, hebben ze op de hoek van Maarland ZZ en Nieuwstraat het hieronder afgebeelde zakkendragershuisje herbouwd en er een bel aan opgehangen die bij bijzondere gelegenheden wordt geluid.

Zakkendragers heten in Brielle van oudsher kaailopers, omdat hun voetstappen vooral liggen op de Turfkade (die in het verleden ook wel kortweg de Kaai werd genoemd). Daar bevonden zich de meeste graanpakhuizen en turfschuren. Vandaar dat de voorraadschepen aan de Turfkade werden gelost of beladen. Met de hand; ook al heet de huidige Varkensstraat ook wel Kraneslop, omdat zich aan het einde van de Turfkade, ter hoogte van het pleintje tussen Zuidspuistraat en Varkenstraat eeuwenlang een primitieve hijskraan bevond.
Soms moesten de leden van het Gilde dobbelen om mee te mogen doen aan het lossen van een schip. Klik hier en lees hoe Rens van Adrighem op zijn site meldt dat de zakken wel 100 kilo wogen, dat een werkdag 10 uren telde, dat een zakkendrager eens in de twee weken op zaterdag niet mocht werken en dat er geregeld in het zakkendragershuisje moest worden gedobbeld om te zien wie er mochten laden of lossen.
De Hoofdwacht
Tegenover het oude stadhuis staat een grote horecagelegenheid. 'De Hoofdwacht' is naar een oude functie van het gebouw genoemd. In 1623 werd het aan de Markt gelegen gebouw als militaire hoofdwacht ingericht. Later heeft het gebouw ook nog het kantoor van de genie en de opzichter van 's Lands Fortificatiën (= vestingwerken) gehuisvest. Eerder was het de woning van de baljuw (een hoge ambtenaar die ter plaatse de heerser vertegenwoordigde) en een Waag. Het huidige uiterlijk van het gebouw dateert grotendeels van 1789.
Een protestante heilige
Ook het protestantse kamp kent een soort Brielse heilige: Angelus Merula. Deze in 1482 in Den Briel geboren Engel Willemszoon de Merle was pastoor, notaris en filantroop. Hij raakte bekend als 'de ketterse pastoor van Heenvliet' en zou in 1557 in Bergen in Henegouwen (nu België) op de brandstapel worden gezet. Toen hij op de brandstapel stond, overleed de oude en onder meer door martelingen verzwakte man aan een hartaanval. Een Godswonder, oordeelden de protestanten.
Hoewel de veroordeelde al dood was, werd de brandstapel toch aangestoken.
Het gruwelijke lot van de 19 in Rugge vermoorde priesters is wellicht beïnvloed door het feit, dat Angelus Merula na bijna 15 jaar nog niet vergeten was door de inwoners van Voorne. Dat gold zeker voor de bij zeer nauw bij de executies betrokken toenmalige baljuw van Voorne, die als weeskind ooit bij Merula in de pastorie had gewoond en wiens eigendommen door Merula waren beheerd. (Formeel was de baljuw in zijn werkterrein de directe vertegenwoordiger van Filips II.)
In de Sint-Catharijnekerk herinnert een gebrandschilderd raam aan de 'ketterse heilige' Angelus Merula, die nog altijd bekend staat om zijn liefdadigheid. Zo is hij de stichter van het weeshuis van Den Briel. Het tegenover de toren van de kerk gelegen Merula weeshuis is sinds 1949 niet meer als zodanig in gebruik.
Angelus Merula zal het er helemaal mee eens zijn dat de Intergemeentelijke Sociale Dienst een tijdlang in zijn oude huis gevestigd is geweest.
Waar de kindvriendelijke Angelus Merula mogelijk minder tevreden mee zou zijn geweest is de hoge toren, die links van het gebouw heeft gestaan. Dit was geen uitkijktoren, maar een ruimte waar ongehoorzame weeskinderen voor straf werden opgesloten.
Eerst even dit
Het is niet mogelijk om de opmerkelijke geschiedenis van Den Briel (Brielle) te beschrijven, zonder daarbij geregeld de naam Voorne te laten vallen. Deze pakweg 1500 jaar oude naam kan betrekking hebben op het eiland Voorne-Putten (waar Den Briel - tot de door 'Den Haag' gestimuleerd opkomst van de groeigemeenten Spijkenisse en Hellevoetsluis - altijd de grootste en belangrijkste stad van is geweest), het Huis van Voorne (ofwel een voor Den Briel, de Zuid-Hollandse Eilanden en Zeeland zeer belangrijke, adellijke familie), het Land van Voorne (een Zeeuws-Hollands Atlantis, dat door duinafslag, erosie, storm en daaruit voortvloeiende overstromingen grotendeels onder water ligt) en de 'Heeren van Voorne' (die - voordat de titel aan betekenis verloor - vanuit hun hoofdstad Den Bryelle over een groot deel van de Zuid-Hollandse Eilanden en Zeeland hebben geheerst; zonder dat ze zich daarbij iets van de graaf van Holland hoefden aan te trekken).
Voor aanvullende informatie over de zojuist genoemde betekenissen van de naam Voorne kunt u op de knop 'Informatie over Voorne' klikken.
Mennonieten in Den Briel
Schuin tegenover 'De STEEG' bevindt zich op nummer 59 de om zijn streekgerechten vermaarde, ambachtelijke Slagerij P. van de Waal. De slagerij is gevestigd in het huis, dat, volgens omwonenden, de bijnamen 'mennonietenkerk' en 'vermaanhuis' draagt, omdat het ooit werd bewoond door de geestelijke voorganger van de mennonieten (ook wel: doopsgezinden), die, als voorlopers van de Amerikaanse Amish, graag in hun kerken te horen kregen, dat ze wel wat bescheidener konden leven.

Tussen het 'vermaanhuis' en de oorspronkelijke winkel van De STEEG aan de Turfkade moet dus het het zeer bescheiden, eigenlijke vermaanhuis hebben gelegen (dat van de lidmaten geen kerk mocht worden genoemd), waar de mennonieten bijeen kwamen. In de tuin van de slagerij bevindt zich nog een vuurplaat van het huis, waar de mennonieten samen kwamen om te worden vermaand.
Gedogen is een oude Brielse traditie. Men ging ervan uit, dat deze sombere en sober geklede gelovigen in de door de rijkere inwoners van de stad bewoonde Nobelstraat teveel aanstoot zouden geven. Daarom mochten de gelovigen hun godshuis alleen via de Turfkade betreden.
Dat ging dus via het mini-pakhuisje, dat in 2006 in gebruik is genomen door De Steeg. Achter het pakhuisje bevindt zich nog een stukje van de steeg, waardoor de mennonieten van de circa 1640 gestichte Oud-Vlaamse gemeente hun kerkgebouwtje konden bereiken.
Een toegang aan de Turfkade kwam goed uit, omdat veel van de leden van deze gemeenschap schippers of varensgezel waren (in het voormalige winkeltje van 'De 'STEEG' konden zij boodschappen aan de muren hingen voor andere varende mennonieten).
Het zal geen toeval zijn, dat deze vaak door mennonitische schippers en matrozen bezochte gemeente op de aan de Oostzee gelegen Duitse havenstad Danzig (nu: het in Polen gelegen Gdansk) was georiënteerd en daarom ook wel de Danziger Oude Vlamingen werd genoemd. Een andere bijnaam, 'de Huiskopers', heeft men wellicht aan de aankoop van het woonhuis voor de 'vermaander' overgehouden.
Brielle telde ook nog een concurrerende mennonieten gemeenschap, de Vlaamse gemeente. De leden kwamen bijeen in een gebouw in de tuin van het pand Voorstraat 131. Ook al lag het vermaanhuis, waar de Vlamingen bijeen kwamen - net als alle andere in de Republiek - op een onzichtbare plaats, de gemeente kon gewoon via een poortje in de Voorstraat de bijeenkomsten bezoeken. Midden op onderstaande foto ziet u het toegangspoortje van de 'Vlaamse gemeente'.

n de Nobelstraat hebben de Danziger Oude Vlamingen het tot 1727 uitgehouden. De Vlaamse gemeente had zich toen al bij de Remonstranten aangesloten.
Het krijgshaftige 'kregel mennonietje' en een te pacifistisch geloof
Tijdens en kort na de 80-jarige oorlog werden de pacifistische mennonieten gedoogd, maar gewantrouwd, omdat ze weigerden de wapens op te nemen. Er is één uitzondering op deze regel bekend: de even buiten de stadsmuren geboren boerenzoon Witte de With (bijnamen 'Dubbel Wit' en 'het kregel mennonietje'), meldde zich op 11-jarige leeftijd bij een Nieuwenhoornse dominee om zich te laten dopen, terwijl hij - om zijn arme moeder niet te kwetsen - eerst nog een tijdje voor de vorm mennoniet bleef. Als niet in het pacifistische geloof van zijn ouders gedoopte (en dus voormalige) mennoniet (die veel van de mennonitische leefregels bleef respecteren) zou Witte de With uitgroeien tot een wereldberoemde vlootvoogd en Vice-admiraal. (Voor de goede orde: de mennonieten geloofden niet in de kinderdoop. Zij doopten slechts volwassenen. En dat moest ook nog eens op vrijwillige basis gebeuren.)
Voor een Briellenaar is het wel heel passend, dat Witte de With in 1658 op de Sont omkwam, toen hij, in dienst van de koning van Denemarken, het door de Zweden belegerde Kopenhagen wilde ontzetten. In opdracht van de Zweedse(!) koning Karel X werd het lijk gebalsemd en met militaire eer ten toon gesteld in het stadhuis van het bezette Helsingør.
Daarna werd het stoffelijk overschot met een Zweedse erewacht van twaalf hellebaardiers in rouwdracht uitgeleverd aan de Denen en in Kopenhagen opnieuw met veel egards tentoongesteld. Bijna een jaar na zijn dood werd 'het kregel mennonietje' in de Rotterdamse Laurenskerk in een praalgraf bijgezet.
Witte de With is voor de oudere garde van de in het centrum geboren Briellenaren als 'buttenlander' geboren (met deze term wordt iedereen aangeduid die buiten de vesting woont). Witte de With is namelijk ter wereld gekomen in het destijds niet tot Den Briel behorende, naburige gehucht Hoogendijk.
Het is niet bekend waar het gehucht Hoogendijk heeft gelegen. Maar waarschijnlijk lag de boerderij van de familie de With in de buurt van de in de 19e eeuw aangelegde Rijksstraatweg van Den Briel (waar Witte de With in zijn jeugd naar school en naar de 'mennonietenkerk' ging en in 1627 een huis aan het Maarland NZ 24 zou kopen), via Nieuwenhoorn (waar hij zich door een dominee heeft laten dopen) naar Hellevoetsluis. Volgens overlevering moet het geboortehuis van 'Buttenlander de With' worden gezocht op of in de nabijheid van het terrein van de op 1878 gedateerde boerderij Lagerwoude. Op de Polderkaart van 1695 wordt op de plaats van Lagerwoude al een boerenplaats aangegeven met de naam Lage Woudt nummer 2; en op dat adres zou de slechtgehumeurde zeeheld zijn geboren, denken velen.
Vanuit Brielle richting Hellevoetsluis rijdend ligt Lagerwoude aan uw rechterhand; daar waar de G.J. van den Boogerdweg overgaat in de Rijksstraatweg, vlakbij Fort Peltserdijk. De in de Zuurlandse polder gelegen monumentale boerderij komt in beeld, zodra industrieterrein 't Woud is gepasseerd. In 1912 hebben de toenmalige eigenaren van Lagerwoude aan de nabijgelegen Woudseweg een tweede boerderij gebouwd, die ze heel origineel Hogerwoude noemden. Vanaf Lagerwoude bezien ligt de Woudseweg schuinachter het Fort, maar wel in Tinte (gem. Westvoorne).
Wie Lagerwoude rechts laat liggen en doorrijdt in de richting van Nieuwenhoorn/Hellevoetsluis, dan links afslaat naar de Achterdijk en vervolgens weer rechtsaf de Mosterddijk oprijdt komt op de Hogeweg, die, parallel aan de N57, naar de Dorpsdijk van het dorp Vierpolders loopt. Die Hogeweg ligt op een dijk. Hoewel nu onbekend is waar het gehucht Hoogendijk heeft gelegen, is De STEEG zo eigenwijs om te veronderstellen dat de Hogeweg ligt op [een restant] van een dijk, die ooit de Hoogendijk werd genoemd. De zelfstandige gemeente Vierpolders is in 1980 in de gemeente Brielle opgenomen. Tot in de vorige eeuw werd Vierpolders ook wel als gemeente Brielsch Nieuwland aangeduid.
Voor de goede naam van Den Briel maakt het niet zoveel uit of de humeurige Vlootvoogd in polder Zuurland of in Vierpolders is geboren. Want sinds kort is het goed om het 'buttenlanderschap' van de ooit zo wereld-beroemde vlootvoogd en Vice-admiraal zoveel mogelijk te benadrukken. Het 'kregel Mennonietje' is in de jaren 2016 en 2017 van zijn voetstuk gestoten; als kolonist en bandiet ontmaskerd door "culturele professionals, kunstenaars en activisten" (bron: Volkskrant) als Patricia Kaersenhout, Gloria Wekker, Alejandro Martina en Sylvana Simons. Hun strijd tegen historisch kolonialisme en racisme heeft er in september 2017 in geresulteerd dat het in de Witte de Withstraat te Rotterdam gevestigde culturele instituut na 27 jaar wordt omgedoopt. KLIK HIER voor de Open Brief waarin Witte de With postuum wordt aangeklaagd door en namens Zwarte Mensen en niet-Zwarte Mensen-van-kleur.
De anno 2016 en 2017 ingediende aanklacht tegen de in 1658 gesneuvelde, als bandiet ontmaskerde 'Hoogendijkse zeeheld' Witte de With is in 20ste eeuwse ogen niet gering: hij is in dienst getreden van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (sinds kort niet langer de trots van Nederland maar een maatschappij van rovers en plunderaars), op Ambon heeft hij in opdracht van zijn werkgevers de kruidnagelplantages van de plaatselijke bewoners systematisch vernietigd om de prijs van kruidnagel op te drijven. Hij heeft 6 maal gevochten tegen legers van de oorspronkelijke eigenaren van 'Ons Indië' en 60.000 kruidnagelbomen laten omhakken. Voor de VOC voerde hij strafexpedities uit en voor de West Indische Compagnie leidde hij een militaire campagne naar Brazilië.
In de 17e eeuw waren dergelijke nu inderdaad heel erg af te keuren praktijken heel normaal; niet alleen voor Europeanen. Sterker nog: De VOC en haar niet minder roofzuchtige Britse evenknie East India Company (voluit: The Governor and Company of Merchants of London Trading into the East Indies) zouden er nooit in zijn geslaagd om de Indonesische archipel resp. het Indische subcontinent met een relatief klein groepje Europeanen te veroveren als de eilanden van de archipel en het machtige subcontinent niet verdeeld waren geweest in boeddhistische, hindoeïstische en islamitische rijken en rijkjes, waarvan de vorsten er over het algemeen geen enkel bezwaar tegen hadden om hun eigen legers naar buurlanden te zenden om daar de plaatselijke bevolking met dodelijk geweld van zijn vrijheid te beroven (soms zelfs tot slaaf te maken), tot het afzweren van hun religie te dwingen, hun bezittingen in beslag te nemen en hun oogsten te vernietigen.
De roofmaatschappijen zijn bij het veroveren van 'The Jewel in the Crown' en 'De Gordel van Smaragd' heel erg geholpen door inlandse vorsten, die hun macht en rijkdom maar al te graag ten koste van de andere vorsten wilden vergroten door nauw samen te werken met de Europese bezetters.
Voor de goede orde: voor de VOC speelde het boeddhisme geen rol van betekenis bij de verovering van 'Nederlandsch Indië". Die vooral op Java en Sumatra erg belangrijke godsdienst is, inclusief de boeddhistische vorsten, in de 14e eeuw van Sumatra en begin 15e eeuw ook van Java verdreven door (om in de stijl van de aanklagers van Witte de With te blijven) 'islamitische bandieten en kolonisten'.
Tegen historische uitwassen strijdende activisten vergeten vaak, dat de slavernij niet door Europeanen in Afrika is geïntroduceerd; dat vrijwel alle Afrikaanse slaven a.k.a. tot slaaf gemaakten door hun eigen koningen en chiefs tot slaaf zijn gemaakt en vaak aan Arabische tussenhandelaren zijn verkocht, die ze aan de Afrikaanse kust aan Europese afnemers hebben verpatst. En er zijn ook heel wat relatief dicht bij de Atlantische Oceaan wonende Afrikanen tot slaaf gemaakt door hun directe buren, buurt- of plaatsgenoten, die de Arabische tussenhandel uitschakelden door hun koopwaar direct aan de witte schippers van slavenschepen aan te bieden.
De STEEG is van mening, dat tegen historisch racisme en dito slavernij strijdende activisten wel eens wat meer oog zouden mogen hebben voor de naar schatting 45.800.000 slaven die, uitzonderingen als bepaalde uitwassen in de Nederlandse prostitutiewereld daargelaten, vooral worden uitgebuit in Azië, Afrika en de Arabische wereld (Bron: Global Slavery Index - findings 2016). Klik hier voor een wereldkaart van de hedendaagse slavernij.
In Afrika is Mauritanië slechts één van de landen, waar slavernij formeel is verboden, maar in werkelijkheid welig tiert. Het land telt 151.000 slaven; bijna 4 procent van de bevolking. Criticasters van Witte de With zouden ook goed werk kunnen doen tegen de slavernij in Afrikaanse landen als Benin, Ivoorkust, Gambia en Gabon. De Afrikaanse slavernij kent vaak een onverbloemd racistische achtergrond. Mensen, die behoren tot een in een land (vaak op grond van de diepte van hun teint) minderwaardig geachte stam of volk, worden als slaaf gehouden door mensen, wier stam of volk zich gewoonlijk al eeuwen lang ver verheven voelt boven de groep waar de slaven uit afkomstig zijn.
Een bijzonder gecompliceerd geval van historische slavernij is de schatrijke Elisabeth Samson, een vrijgeboren, zwarte vrouw (die dus niet als slavin was geboren of op latere leeftijd tot slaaf gemaakt). In het 18e eeuwse Suriname werd ze schatrijk, omdat ze er meer dan 1000 slaven op na hield. Meer dan 1000 zwarte slaven, die door hun zwarte eigenares niet anders werden behandeld dan de slaven met een "witte" eigenaar. Als Elisabeth het nodig vond, liet ze haar slaven geselen.
In de Volta-regio in Ghana en in Benin en Togo wordt wel een heel perfide vorm van slavernij bedreven: troskosi. Hierbij kunnen families het door vertoornde goden over hen afgeroepen onheil afkopen door een (bij voorkeur maagdelijke) dochter tot slavin van een dorpspriester te maken. De tot slaaf gemaakte dochter blijft voor de rest van haar leven het eigendom van de (niet christelijke of islamitische) priester (die haar ouders waarschijnlijk zelf zal hebben verteld, dat ze de goden hebben boos gemaakt en hem daarom een slavin moeten schenken), en dat geldt ook voor haar kinderen. Als een priester sterft worden zijn troskosi het eigendom van zijn opvolger.
Trokosi-meisjes worden als seksslavin misbruikt, moeten het huishouden doen en op het land werken. Een deel van deze hedendaagse tot slaaf gemaakten wordt door de priester als arbeidskracht verhuurd aan andere inwoners van het dorp.(In Ghana is deze religieuze uitwas sinds 1998 verboden. Er wordt niet veel actie tegen ondernomen. De Ghanese regering zou troskosi liever uitroeien met de kracht van overreding [persuasion] dan met dwang [compulsion].)
Kortom: de wettelijk verboden troskosi (vert: aan de goden gewijde slavernij) wordt in Ghana nog altijd gedoogd. En dat geldt in de praktijk ook voor een prominente mediapersoonlijkheid, die de aanklacht jegens Witte de With heeft medeondertekend. Ze heeft op Facebook gerefereerd aan het (naar de mening van De STEEG weerzinwekkende) Ghanese Fort Elmina; het slavenkasteel van de West-Indische Compagnie, waarvandaan tussen 1637 en 1814 jaarlijks ca 30.000 slaven naar Brazilië en de Caraïben zijn getransporteerd. Over Afrikaanse ouders, die hun 12-jarige dochter tot slaaf maken en aan een priester schenken, heb ik haar (op 2 oktober 2017) nog nooit gehoord. Die zich mogelijk ook aan kinderverkrachting schuldig makende priester moet overigens wel wachten tot zijn troskosi 3 keer heeft gemenstrueerd, voordat hij haar als seksslavin en fokmerrie in gebruik mag nemen. Zouden we de bestrijders van historische slavernij niet over deze hedendaagse uitwas horen, omdat zowel de daders als de slachtoffers zwart zijn? (Oorspronkelijke bron: Volkskrant, 30 september 2017).
Enkele voorbeelden van hedendaagse Arabische slavernij: als vee verhandelde en/of als seksslavin gehouden, rechteloze Indonesische en Filipijnse dienstmeisjes in de Golflanden en Saoedi-Arabië; uitgebuite Bengaalse bouwvakkers wier paspoort door de werkgever wordt ingenomen in Qatar en Yezidi (seks)slavinnen in het zelfverklaarde kalifaat.
Voor de goede orde: in tegenstelling tot wat sommige activisten tegen historische slavernij uit bovenstaande tekst zullen destilleren, beschouwt De STEEG de slavernij niet als een zwarte bladzijde bladzijde, maar als een inktzwart hoofdstuk van de Nederlandse geschiedenis.
Van de Hoogendijkse bandiet en kolonist Dubbel Wit kan nog worden opgemerkt dat de Republiek der Nederlanden de 17e eeuw waarschijnlijk niet overleefd zonder deze zeeheld met een moeilijk karakter. Het woord 'kregel' in de spottende bijnaam 'het kregel Mennonietje uit Hoogendijk' kan met de volgende woorden worden vertaald: kriegel(ig), geïrriteerd, prikkelbaar, ontstemd, wrevelig, gepikeerd, gramstorig, knorrig of verdrietig.
De befaamde Luitenant-Admiraal Maarten Harpertszoon Tromp, is overigens (binnenkort misschien: helaas) wel binnen de vesting geboren; waarschijnlijk in een onooglijk pandje, dat in een achtertuin ter hoogte van het in de Voorstraat gelegen, voormalige design-hotel De Nymph stond. Een plaquette aan een muur in de Kaatsbaan herinnert aan dit geboortehuis.
Op onderstaande afbeelding bezoekt de koloniale racist Witte de With die andere, in de toekomst als crimineel te ontmaskeren Brielse zeeheld: Maarten Harpertszoon Tromp. Ter verdediging van deze 'slagroomwitte' Brielse Luitenant-Admiraal kan alvast worden gemeld, dat hij op 11-jarige leeftijd door Barbarijse kapers tot slaaf is gemaakt en in Noordwest-Afrika verhandeld. Na 2 jaar slavernij werd hij door een Engelsman vrijgekocht. In het hedendaagse, 'inclusieve' taalgebruik: Barbarijse zeerovers zijn niet-zwarte-zeerovers-annex-slavenhandelaren-van-kleur, die gespecialiseerd waren in het verhandelen van witte, christelijke tot slaaf gemaakten. De Barbarijse zeeroverij is pas in de eerste helft van de 19e eeuw gestopt.
De STEEG heeft nergens kunnen achterhalen of de Barbarijse zeerovers in de 19e eeuw nog altijd 'witte' slaven gingen vangen in aan Middellandse Zee en Atlantische Oceaan gelegen landen. Hun jachtgronden reikten tot in IJsland. In totaal hebben deze zeerovers-van-kleur zo'n 1.250.000 Europeanen ontvoerd. (Ter vergelijking: Volgens de historici hebben de Nederlanders in totaal 550.000 slaven van Afrika naar de Amerikaanse koloniën
getransporteerd. Daarvan kwamen er ongeveer 225.000 voor rekening van de West-Indische Compagnie. Het blijft een weerzinwekkende business, de slavenhandel. Maar het blijft een feit, dat het aandeel van de W.I.C. en andere Nederlandse slavenhandelaren 'klein bier' is vergeleken met het aantal slaven, dat door de Barbarijse zeerovers is versleept. Het aandeel in de historische slavernij van deze over het algemeen niet-zwarte-kapers-van-kleur is meer dan twee keer zo hoog als dat van de Nederlanders. En toch is er geen enkele activist tegen de historische slavernij die excuses verlangt van de nazaten van de Barbarijse zeerovers: Berbers en/of Marokkanen.)
In 1621 zou Maarten Harpertszoon Tromp nogmaals tot slaaf worden gemaakt. Ditmaal door niet-zwarte-kapers-van-kleur in dienst van de Bey van Tunis (een soort Commisssaris van de Sultan in het destijds tot het Turkse rijk behorende Tunesië). De nieuwe eigenaar van Tromp bleek een bewonderaar, die hem al in 1622 vrijliet.

De tweede zoon van Maarten Tromp, Cornelis Tromp, zou in 1672 overigens een bedenkelijke rol hebben gespeeld bij de voor Nederlandse begrippen wel heel gruwelijk uitgevoerde, politieke moord op de gebroeders de Witt die op het Groene Zoodje in Den Haag heeft plaatsgevonden. Slachtoffer Johan de Witt was overigens tot kort voor de dubbele moord onder meer raadspensionaris (hoogste ambtenaar en rechtskundig adviseur) van het graafschap Holland en ruwaard (= plaatsvervanger van de officiële titel lands- of gebiedsheer) van de heerlijkheid Putten (als in Voorne-Putten). Aan laatstgenoemde functie herinnert de oorspronkelijke naam van het Medisch Centrum Spijkenisse: Ruwaard van Putten Ziekenhuis.
Joodse Briellenaren
In 1700 duikt de eerste vermelding van een Joodse burger op in de Brielse archieven; een naamloze 'Joodt', wiens huis vanwege schulden moet worden verkocht.
Over het algemeen zou de verhouding tussen de Joodse en niet-Joodse Briellenaren goed tot uitstekend zijn geweest. Maar toen de Joden in 1804 hun godsdienst wilden uitoefenen in de in 1477 door Maria van Bourgondië, gravin van onder (heel veel) meer Holland, aan Den Briel geschonken vleyschhal (= vleeshal), werd het verzoek tot de daartoe benodigde reparatie van het hek voor het gebouw van de hand gewezen.
Hoewel de vleeshal na de ontvangst van het geschenk door de stad werd beleend bij het geregeld als hypotheekverstrekker fungerende bestuur van het aan het eind van de huidige Nobelstraat (die op die hoogte ooit Zuideinde werd genoemd) gelegen Zuyteyntsche Gasthuis, was het oog van de Joodse gemeenschap gevallen op de aan de Boterstraat (eerste zijstraat van de op die hoogte ooit als botermarkt gebruikte Voorstraat) gelegen Stadsvleeshal en niet op het slachthuis, dat in de in de Turfstraat in de plaats was gekomen voor de naast het Zuyteyntsche Gasthuis en in de 19e eeuw gesloopte gelegen kapel.
In 1942 is de tweede Brielse Sjoel, waarvan de eerste steen in 1871 is gelegd (de eerste synagoge stond sinds 1804 in de tuin van de huidige pastorie van de R.K.-kerk aan de Nobelstraat 22), leeg komen te staan, nadat op 27 oktober van dat jaar, 21 Joodse Briellenaren op het stoomtrammetje richting Rotterdam waren gestapt; aan het begin van een lange, zogenaamd in het kader van de Arbeiteinsatz te maken reis, die in werkelijkheid in een vernietigingskamp zou eindigen. Een 97-jarige vrouw (die ondanks haar leeftijd ook te werk zou worden gesteld) en haar dochter mochten de reis per auto aanvangen.
Voor de huizen van afgevoerde Briellenaren zijn in de bestrating 'struikelstenen' geplaatst; betonnen stenen met een gegraveerde messing bovenplaat, waarop de vermoorde bewoners aan de vergetelheid worden ontrukt (KLIK HIER voor aanvullende informatie over de 'Stolpersteine' en de laatste gebruiker van de Sjoel).
In 1947 is de Sjoel aan een plaatselijke aannemer verkocht en als pakhuis in gebruik genomen. In verband met de nieuwe functie werd vrijwel alles dat aan de geschiedenis van het gebouw herinnerde grondig vernield. De gemeente Brielle draagt niet als enige Nederlandse gemeente de verantwoordelijkheid voor het na de oorlog versjacheren en/of verwaarlozen van wat er in hun gemeente herinnerde aan de door de Bezetter afgevoerde Joodse gemeenschap.
Gelukkig kon de Sjoel enkele jaren geleden met steun van diezelfde gemeente worden gerestaureerd. U vindt het gebouw, dat als een klein multifunctioneel centrum wordt geëxploiteerd op het adres Turfkade 16, 3231 AR Brielle (www.sjoelbrielle.nl).
De Sjoel en de zonnewende
De achtermuur van de Sjoel telt 3 boogramen. Aan de voorkant is het middelste boograam dicht gemetseld (zie foto). In de Sjoel verschijnt, als op 21 juni (de 'langste dag') de avondzon schijnt, precies op de plaats van het dichtgemetselde raam een 'lichtraam'. In het boekje 'De Brielse Sjoel in haar verhalen' (auteur Egbert Rietveld; ISBN: 7274385) is een foto van zo'n gebeurtenis opgenomen.

Voor een zeer informatieve beschrijving van het Joodse leven in Brielle in de periode 1700 - 1942 kunt u een PDF-bestand downloaden op:http://www.sjoelbrielle.nl/assets/Uploads/JOODS-LEVEN-IN-BRIELLE.pdf
Beter laat dan nooit, zullen we maar zeggen
Anno 2016 is duidelijk, dat Nederlandse gemeenten, ambtenaren en politici zich na de oorlog vaak schandelijk hebben gedragen tegenover uit concentratiekampen terugkerende Joden. Denk maar eens aan de gemeente Amsterdam, die terugkeerders, op straffe van onteigening, met boeterente verhoogde erfpacht en andere gemeentelijke lasten liet betalen over de tijd, dat ze zelf in concentratiekampen verbleven en hun huizen door NSB'ers werden bewoond. De erfgenamen van de terugkeerders hebben tot 2014 moeten wachten eer de stad (die "huilt, waar het eerst heeft gelachen") bereid was om de opbrengst van deze schadelijk tactloze aanpak terug te betalen.
Wat de gemeente Brielle betreft geeft het te denken, dat het (in de opsomming van de voormalige stadsarchivaris J. Klok Jzn.) eerste "Algemene" oorlogsmonument in 1949 op de Pieter van de Wallendam is geplaatst. (Het monument is sindsdien naar het Catharijnehof verplaatst.) Het tweede (eigenlijk derde) monument voor de administratrice en leerlingen van een in 1943 gebombardeerde school dateert uit 1955. Het derde (maar volgens de telling van 'De Steeg' tweede) oorlogsmonument is in 1948 ter nagedachtenis van 32 oud-leerlingen in de de vestibule van de Rijksscholengemeenschap onthuld. De Joodse gemeenschap moest wachten tot 4 mei 1970. Eerst toen werd in het trappenhuis van het toenmalige Stadhuis een monument aangebracht voor de 45 Joodse burgers van de stad die in 1942 naar concentratiekampen zijn afgevoerd.
Nog jaren na de oorlog gold voor de meeste ambtenaren en politici het devies: Wij Nederlanders Allemaal Even Zwaar Hebben Geleden Onder De Nazi's, Ook Als We Niet Naar Een Concentratiekamp Zijn Afgevoerd.
De niet afgebouwde Brielse Dom, die nooit een bisschopszetel is geweest
De sinds 1572 protestantse Sint-Catharijnekerk (die, hoewel het nooit een bisschopszetel is geweest, door sommigen de Brielse Dom wordt genoemd), is gebouwd in de zogenaamde Brabantse gotiek. De Sint-Catharijnekerk had de grootste kerk van de Nederlanden moeten worden. En dat komt, omdat in 1417 aan de bouw van de kerk is begonnen, toen Den Briel nog als een zeer rijke en belangrijke stad werd beschouwd. En niet ver achter de eerste stad van Holland kwam. Dat was toen de Brielse erfvijand en zeehavenstad Dordrecht.

en Briel droeg in die tijd onder zeevarenden de eervolle bijnaam 'Morgensterre van Hollant'. En deze Morgenster vond in eerste instantie dat de nieuwe kerk het recht had op een toren van 120 meter die hoger zou zijn dan die van de Dom in Utrecht; als met een toren van 112 meter bekroonde bisschopskerk destijds het centrum van het christendom in de noordelijke Nederlanden. Die droom heeft men snel opgegeven. De bisschop van Utrecht stond in de kerkelijke hiërarchie namelijk één trede lager dan de paus in Rome. Hij beschikte over zijn eigen leger en men kon zich herinneren, dat dat leger geregeld tegen Holland ten strijde was getrokken als een bisschop zich gekrenkt voelde door de graaf van Holland of een van de Hollandse steden of dorpen. Een hogere toren dan die van de bisschoppelijke zetel in Utrecht zou zeker in oorlog tussen Voorne/Holland en Utrecht resulteren.
De gerealiseerde toren is circa 57 meter hoog. Op de toren vindt men de achthoekige fundamenten van een twintig meter hoge lantaarn die nooit is gebouwd. Die lantaarn had, als hij was gebouwd, sterk aan de Utrechtse toren doen denken. Wel heeft er tot in de 19e eeuw een veel lager lantaarntje op de toren gestaan, zoals op oude prenten is te zien. De toren van de Brielse 'Dom' heeft eeuwenlang als vuurtoren dienst gedaan. Vandaar dat het zeer gepast is dat op de 'protestantse' toren (waarvan overigens de gemeente Brielle eigenaar is) geen windvaan in de vorm van de traditionele haan, maar van een gouden schip staat.
Ter compensatie van de in de praktijk te laag uitvallende toren had de Catharijnekerk met alle geweld de Sint-Jan van Den Bosch moeten overtreffen of in ieder geval net zo groot moeten worden.
Een mogelijke verklaring voor de eenzijdig vanuit Den Briel gevoerde strijd met Den Bosch is te vinden in een minderwaardigheidsgevoel van het 'nieuwe geld' in een jonge stad in het opkomende graafschap Holland jegens de deftige steden in het gevestigde hertogdom Brabant.
Hoewel Holland in politiek en economisch opzicht steeds belangrijker werd in de 14e en 15e eeuw, werden hertogelijke steden als Den Bosch en Brussel door de Middeleeuwers, in tegenstelling tot hun Hollandse concurrenten, gelijk gesteld met culturele centra als Parijs, Keulen, Florence en Rome. Het hertogdom Brabant bestond destijds voornamelijk uit de drie hedendaagse Belgische provincies Vlaams-Brabant, Waals-Brabant en Antwerpen, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het merendeel van de hedendaagse Nederlandse provincie Noord-Brabant.
Als bouwmeester van de Brielse Dom wordt een zekere Evert Spoorwater genoemd, die ook betrokken is geweest bij de bouw van de (na de reformatie niet langer katholieke) Grote of Onze-Lieve-VrouweKerk in Dordrecht en de (eveneens protestante) Grote of Sint-Bavokerk in Haarlem.
Terugblik op de tweede helft van de 'Brielse Gouden Eeuw'
In 1527 zouden inwoners van de Zeeuwse Hanzestad Zierikzee terugkijken op de Brielse glorietijd en dan met name op de tweede helft van de 15e eeuw. Zij verhalen over de speciale Noorse wijken (de buiten de vesting gelegen Noors/Deense 'voorstad' Nyland) en de 300 tot 400 schepen, die tegelijkertijd in de haven lagen. De haringvangsten waren soms zo geweldig, dat er kooplieden uit Keulen, het oosten van Duitsland, Brabant en tal van andere vreemde landen en streken kwamen om in Den Briel hun slag te slaan. Iemand verklaart, dat de stad te nauw was voor het aantal haringmannen en uit den vreemde afkomstige kooplieden. Dankzij de "harinckteelt" kon het op de Cruysstraat (het huidige kruispunt Markt/Voorstraat/Visstraat/Koopmanstraat) zo overvol raken met zakenlieden die op weg waren naar de naast de Vischstraat gelegen vismarkt, dat het verkeer er tot stilstand kwam.
In Zierikzee is dan nog bekend, dat de stad in de goede oude tijd zo vol met kopende en verkopende handelaren van alle naties kon zijn, dat het er krioelde van het volk. Met eenzame kooplieden meevoelende dames (die men in Den Briel eerst als 'wereldwiven'* aanduidde) mochten hun troostrijke negotie oorspronkelijk alleen buiten de vesting bedrijven. Toen alleen nog de begin 17e eeuw gebouwde vishal (een soort groot uitgevallen overdekte marktkraam van steen, waarvan nog een pilaar en een pomp resteren) aan al die buitenlandse inkopers van haring (en andere vis) herinnerde, mochten de dames zich vestigen in de Rozemarijnstraat (een parallel aan Lijnbaan en Voorstraat lopende straat die een T-kruising vormt met de Vischstraat). Vervolgens ging men de 'wereldwiven' 'rozemarijntjes' noemen.
* In de laatste aflevering van de in 2014 op BBC4 uitgezonden Italiaanse tv-serie Il Commissario De Luca werd het beroep van een in die branche werkzame vrouw als 'worldly woman' (wereldse vrouw) vertaald.
Kerk als slachtoffer van economische neergang, blikseminslag en ongehoorzame haringen

Het duurde helaas niet lang tot een economische achteruitgang inzette, mede doordat de toegang tot de Brielse haven heel langzaam begon te verzanden, waardoor de stad steeds slechter bereikbaar werd voor ook toen al steeds groter wordende schepen. Sterker nog: tot de verzanding heeft de haven van Brielle als een soort Rotterdamse haven avant la lettre gefungeerd. Brielle was een overslaghaven, waar de lading van voor die tijd grote schepen op kleinere vaartuigen werd overgezet, die bijvoorbeeld op het toen voor grote schepen slecht bereikbare Rotterdam voeren. En over alles wat via Den Briel naar andere plaatsen werd vervoerd, kon Den Briel tol heffen. Wat ook niet hielp is de inpoldering van dat de rivier de Goote, die Den Briel met Vlaanderen en (het hertogdom) Brabant verbond.
In de 16e eeuw is er daarom ontzettend veel geld geïnvesteerd in het graven van een vaart van Den Briel naar Hellevoetsluis, die de voor grote schepen via het Noorden steeds moeilijker bereikbare havens van Den Briel vanuit het zuiden open moest houden. Het gerealiseerde gedeelte van het project loopt nog altijd dood bij het voormalige gemaal aan de Rijksstraatweg 36 in Vierpolders (gemeente Brielle).
Het Spui had ook nog een tweede, nooit waargemaakte functie: het vergroten van de doorstroming van de Brielse haven, die, dankzij de afdamming van de (aan de krachten van eb eb vloed onderworpen en in Noordelijke richting stromende) rivier De Goote steeds meer verzandde, waardoor de havenstad Brielle voor steeds kleinere schepen bereikbaar werd, en daardoor steeds meer haven- en stapelgelden misliep.
De haringvangst in Scandinavische wateren vormde één van de peilers van de rijkdom van Den Briel. In 1368 had Den Briel onbegrijpelijk gunstige visrechten verworven voor de Deense en Zweedse kust (later meer over dit privilege). Kort daarop besloten de haringen hun vaste zwemroute te verleggen. Ze zwommen voortaan langs de Noord-Franse, Vlaamse en Engelse kust en lieten zich niet meer zien op de Scandinavische visgronden, waar de Brielse vloot vergeefs lag te wachten.
In 1477 lag de Brielse haringvloot niet op de aan de stad toegewezen Scandinavische visgronden op de komst van de haringen te wachten. Toen werd de Brielse haringvloot bij Cherbourg door een Franse admiraal in beslag genomen. Het verlies van deze belangrijke bron van inkomsten leidde er onder meer toe, dat de stad niet langer in staat was om de vestingwerken te onderhouden. In 1517 waren torens, vesten, poorten, muren en grachten zo erg vervallen, dat ze met financiële ondersteuning van een bezorgde keizer Karel V (die daarnaast onder meer graaf van Holland en heer van Voorne was) moesten worden opgeknapt. Daartoe mocht de stad gedurende de duur van één jaar de aan de landsheer toekomende opbrengst van een bepaalde belasting in de restauratie van de verdedigingswerken steken.
Tot overmaat van ramp vloog de Sint-Catharijnekerk, waar nog vele decennia aan had moeten worden gebouwd, in 1456 na blikseminslag in brand. De toren stortte in. Hierna begon men opnieuw te bouwen. Maar in 1482 was het trotse Brielle toch al zoveel minder rijk, dat de bouw van de kerk volledig moest worden gestaakt. Indien men de gigantische kerk wel had kunnen voltooien, zou de achtermuur hebben gestaan ter hoogte van de pomp op onderstaande, op de Wellerondom geschoten foto.
Ook al was er na 1482 geen geld meer om de Sint-Catharijne af te bouwen - Den Briel is niet van de ene op de andere dag armlastig en onbelangrijk geworden. Den Briel zou vrij lang in de Top 6 van Hollandse steden blijven staan en in Den Haag vertegenwoordigd zijn. Ook al zou de Brielse visserij door zoveel rampen worden getroffen, dat vissers een deel van de Doggersbank (KLIK HIER) als 'het kerkhof van Den Briel' gingen aanduiden.
Uiteindelijk zou de verzanding van de Maasmond de bereikbaarheid van de Brielse haven voor zeeschepen de nek omdraaien, doordat allerlei hinderlijk in de weg liggende zandplaten en eilanden werden gevormd, waaronder de eilanden Blankenburg, Rozenburg en (het door Jac. P. Thijssen [1865 - 1945] zo geroemde vogeleiland) De Beer ter hoogte van Hoek van Holland. Eilanden, die in de 20e eeuw plaats moesten bieden aan de petrochemische industrie.

Blikseminslag en een
gedegradeerde heilige
De bouw van de huidige Sint-Catharijnekerk heeft destijds een grote achterstand opgelopen door blikseminslag. In feite zag men zich genoodzaakt om zo ongeveer de hele nieuwbouw te herbouwen.
De de voorganger van de Sint-Catharijnekerk zou rond 1405 ook al na blikseminslag zijn afgebrand. Saillant detail: de bouwkosten van de eerste, afgebrande Catherijnekerk zijn betaald uit de opbrengsten van de 2 'vierberghen' (vuurbergen; grote vuurbakens, waar schippers zich 's nachts op konden oriënteren), die de stad exploiteerde.
(De klokken van de Catharijnekerk worden geluid door het Brielse klokkenluidersgilde. De leden van dit [destijds in bier betaalde] gilde waren in vroeger eeuwen verplicht om zolang het 'blixemde en donderde' de klokken van de kerk te luiden. Er werd net zolang geluid tot het onweer was verdreven.)
Blikseminslag is bij de Sint-Catharijnekerk op een bizarre manier heel toepasselijk, omdat toen de hevig op zijn slachtoffer verliefde keizer Maxentius de niet tot het opofferen van haar maagdelijkheid en christelijke geloof bereid zijnde naamheilige van de kerk wilde laten verpletteren door middel van een rad (een ander woord voor wagenwiel) met scherpe ijzeren punten, het moordwerktuig in stukken brak; getroffen door de bliksem. Deze Heilige Catharina (er is er nog een, Catharina van Siena) wordt daarom meestal afgebeeld met een rad.
In de Middeleeuwen was het rad een vaak beproefde manier om de zwaarste misdadigers ten dood te brengen (het zogenaamde radbraken).

Na veel tegenslagen slaagde men er uiteindelijk toch in Catharina van Alexandrië te onthoofden, waarna het uit haar hals vloeiende wondvocht de stad van de pest bevrijdde. Een wonder, dat, omdat iedereen destijds als de dood was om de Zwarte Dood te krijgen, er zeker toe heeft bijgedragen, dat Catharina van Alexandrië in de Middeleeuwen tot de populairste heiligen behoorde. Als beschermheilige tegen pest en blikseminslag en bij bevallingen zal Catharina populairder zijn geweest dan als bewaakster van de kuisheid.
De toch wel heel erg aan haar maagdelijkheid hechtende Sint-Catharina (ook wel Sinte-Katrien) staat sinds de 10e eeuw vrouwen van alle leeftijden bij om niet over te schieten (lees: niet aan de man te komen). In Frankrijk noemt men een ongehuwde vrouw van boven de 25 om die reden een Catharinette. In het verleden kregen de heiligenbeelden van Sint-Catharina in de Franse kerken op haar naamdag (25 november) een nieuwe hoed. De Catharinettes droegen op die dag een grote hoed, zodat iedereen (en dan vooral mannen die nog geen vrouw aan de haak hadden geslagen) aan het formaat van de hoed zien, dat deze Catharinette nog 'zu haben' was. En als een (nog niet zo erg oude) 'oude vrijster' door deze actie alsnog aan de man kwam, werd Catharina voor het wonder bedankt. In werkelijkheid kon een alleenstaande man op 25 november aan haar hoed zien of een vrouw erg veel behoefte had om in het huwelijksbootje te treden. Wanhopige vrouwen van boven de 30 waren namelijk 'tevreden met alles wat U geeft, Sint-Catharine.' Gedurende een groot deel van de 20e eeuw stuurde men in Frankrijk rond 25 november ansichtkaarten met afbeelding van Catharinettes en hun hoeden.
Van 1969 tot 2001 heeft 'Rome' overigens geoordeeld, dat Catharina van Alexandrië nooit zou hebben bestaan. Daarna is haar naam weer opgenomen in het 'Martyrologium Romanum', waarbij moet worden aangetekend, dat rooms-katholieken niet langer verplicht zijn om haar naamdag te vieren. De Orthodoxe kerken erkennen de inmiddels deels teruggedraaide degradatie van Catharine van Alexandrië niet.
Het feit, dat de naam van de in 307 vermoorde Cypriotische prinses, die haar maagdelijkheid niet aan een (al getrouwde) keizer wilde geven, in het Grieks 'de altijd reine, de zuivere' betekent, versterkt de roomse verdenking, dat Catharina van Alexandrië geen mens van vlees en bloed zou zijn, maar een 'symbolische kapstok', waaraan de verhalen en legendes over allerlei martelaressen des geloofs zijn opgehangen.
(Op vergelijkbare wijze, deelt de uit een toentertijd Grieks-Romeinse stad in het huidige Turkije afkomstige en in 1969 vanwege vrijwel dezelfde verdenkingen van zijn heiligheid beroofde Sint-Nicolaas veel van de met hem geassocieerde legendes met Ganesh; de vrijgevige en goedmoedige hindoeïstische godheid, die eruit ziet als een dikke man met de kop van een olifant. Ganesh verplaatst zich overigens niet per schimmel. Hij gebruikt liever een schandalig kleine rat [het in de westerse wereld met de pest geassocieerde knaagdier] als vervoermiddel. In weerwil van de Vaticaanse scepsis, is de ontheiligde Sinterklaas nog elk jaar een gewaardeerde gast in Den Briel. In de tweede helft van november arriveert de goedheiligman aan het Maarland op het geuzenschip 'De Prince Admirael'.)
Niets dan ellende (zoals drankzuchtige dranksmokkelaars)
Wat in de 16e eeuw niet bepaald hielp is, dat Schotse kapers er in 1540 en 1547 met een groot deel van de Brielse haringvloot vandoor gingen. Ook brandden in die jaren bij één brand 150 huizen af. Ramp op ramp leek zich op te stapelen. Halverwege de 16e eeuw moet zelfs de liefde tussen Denemarken en Den Briel danig zijn bekoeld. Alle vaak door Deense koningen verstrekte privileges (waarover later meer) ten spijt, zagen Brielse haringvissers zich genoodzaakt kanonnen te huren om zich te beschermen tegen vijandige Deense (en Franse) schepen.
Ook de verovering door de Watergeuzen, die, omdat ze het schootsveld vrij wilden houden, de buiten de poorten gelegen 'voorstad' hadden vernietigd, heeft grote economische gevolgen gehad. De bevrijding had bovendien ook binnen de vesting tot een leegloop geleid. In 1573 telde Den Briel, voor 1 april 1572 nog altijd één van de voornaamste steden van Holland, nog maar 1368 inwoners. En dat was inclusief soldaten van het garnizoen!
Door een later uitgebreid te behandelen gebeurtenis zou er in 1585 flink wat geld naar Den Briel toevloeien; Engels geld, dat voor een economische opleving zorgde.
In 1618 nam een landelijk uitgevochten geloofsstrijd tussen remonstrantse en contra-remonstrantse inwoners in Den Briel zulke absurde vormen aan, dat stadhouder Maurits van Oranje, zelf een contra-remonstrant, zich genoodzaakt zag om de stad te bezetten en het volledige gemeentebestuur te vervangen door contra-remonstranten. De remonstranten werd bij die gelegenheid verboden om gebruik te maken van de Sint-Catharijnekerk. Een jaar later, in 1619, zouden overigens 200 remonstrantse predikanten (en hun volgelingen) uit de gereformeerde kerk worden gezet door de Synode (= algemene kerkvergadering) van Dordrecht. 1619 is niet ook toevallig het jaar, dat prins Maurits, na een politiek proces, de beruchte gerechtelijke moord liet plegen op Johan van Oldenbarneveldt, de remonstrantse raadspensionaris van de Staten-Generaal. Het zou tot 1629 duren eerder de remonstranten weer in Brielle werden gedoogd. Al was dat niet meer openlijk in de Catharijnekerk, maar van 1650 tot 1793 in een stenen schuilkerk in de achtertuin van het pand Maarland ZZ 41.
(De midden in de 80-jarige Oorlog uitgevochten geloofsstrijd in het protestantse kamp, waarbij hele gezinnen uiteenvielen in 2 elkaar bestrijdende kampen, ging over het remonstrantse standpunt, dat mensen een plaats in de hemel kunnen verwerven door een goed leven te leiden. De contra-remonstranten waren van mening, dat God reeds voor de geboorte zou hebben bepaald of iemand in de hemel terecht komt of in de hel. Ach, terwijl tot de tanden bewapende Turken voor de poorten van Constantinopel stonden, gingen de daar woonachtige christenen elkaar te lijf over de vraag "hoeveel engelen passen erop de punt van een naald?")
In 1652 heeft een Engelse admiraal tijdens de eerste Engels-Nederlandse oorlog een groot deel van de Brielse haringvloot vernietigd. En in 1661 verklaarden Brielle en (het als havenstad in opkomst zijnde) Rotterdam elkaar de oorlog over de vraag of Rotterdamse loodsen hun werk mochten doen op de Brielse Maas. De zogenaamde 'Brielsche Oorlog' zal met een compromis worden beëindigd. Rotterdammers mogen op de Brielse Maas loodsen, mits ze in Den Briel gaan wonen.
Van 1720 tot 1730 werd er in Den Briel kortstondig heel veel geld verdiend aan de smokkel van jenever, brandewijn en andere drank naar Groot-Brittannië. Die praktijken kwamen echter aan het licht, doordat de kapiteins en bemanning van de voor de smokkel gebruikte vissersschuiten onderweg graag een slokje van hun smokkelwaar namen en in opvallend vrolijke staat hun doel bereikten. En zich daar aanstootgevend gedroegen. (Op Zwartewaalse schepen [hieronder een afbeelding van het alleen in die havenplaats voorkomende model Zwartewaalse Gaffelaar] is men veel langer doorgegaan met de dranksmokkel.) De ooit zo profijtelijke haringvangst heeft men op in de 18e eeuw een tijdje ingeruild voor de kabeljauwvisserij.

Catharijnekerk en Beeldenstorm
Het interieur van de Catharijnekerk heeft de Beeldenstorm van 1566 redelijk overleefd. Maar op 2 april 1572 hebben de watergeuzen alle in Brielle gelegen kerken en kloosters volledig leeggeroofd en altaren en beelden ontwijd en vernield. Daarbij kwamen twee geestelijken om het leven. Een hervormingsgezinde pastoor, die zich al voor 1 april 1572 met de protestantse benaming 'predikant' liet aanduiden, bleef gespaard. Zijn opvolgers, de eerste echte predikanten, hebben vervolgens (helaas) besloten om de aanstootgevende 'paapse versieringen' achter een dikke laag witkalk te laten verdwijnen.
Maar eerst moesten de katholieken aanzien hoe een zekere Adam van Haren zich op het dek van zijn schip uitdoste in een prachtige kazuifel (een rijk versierd misgewaad van een priester). En in de kajuit van Treslong werd voortaan gedronken uit gouden Avondmaalskelken.
Experimentele technieken
Het was overigens de bedoeling om bij de bouw van de gotische Sint Catharijnekerk allerlei experimenten toe te passen. Eén van de gerealiseerde experimenten bestaat uit de 318 treden tellende en 57 meter hoge toren. Normaliter staat de toren van een gotische kerk los van het gebouw (kijk maar eens naar de Rotterdamse Laurenstoren, de Utrechtse Domtoren en de vierkante kerktoren van de Catharinakerk te Goedereede). De rond 1480 voltooide toren van de Sint-Catharijnekerk, die volgens de oorspronkelijke plannen minstens zo hoog als die van de Utrechtse Dom had moeten worden en - zoals elke zichzelf respecterende gotische kerk - de vorm van een kruis had moeten krijgen, maakt echter deel uit van de muren van het schip van de kerk. Het gewicht van de toren wordt verdeeld over 4 zeer zware kolommen. Boven de deur in de voorgevel van de toren bevindt zich zelfs een enorm groot raam, dat licht laat vallen in het schip van de kerk. Op onderstaande foto ziet u de deur en het raam in de voorgevel van de toren.
Eerdere bouwers van gotische kerken hebben die constructie niet aangedurfd, omdat de zo hoog mogelijk gebouwde schepen van gotische kerken bij harde wind sterk de neiging hadden om in te storten. En het zo zonde zou zijn als de toren dan automatisch meeging. (Het schip van de iets jongere Laurenskerk heeft alleen het bombardement op Rotterdam niet ongeschonden overleefd, maar de Utrechtse Dom en van de Goedereese Catharijnekerk is het schip inderdaad door harde wind ingestort.)

NB: De STEEG heeft, vooral in Frankrijk, wel eens hogere gotische kerken bezocht. Die worden vrijwel altijd gestut door allerlei inwendige en uitwendige constructies. De STEEG vindt het erg jammer dat men in de 19e eeuw de luchtbogen van de Sint-Catharijnekerk heeft verwijderd (de buitenmuren worden nu alleen gestut door veel minder elegante steunberen). Maar de binnenkant van de door DE STEEG bezochte Franse kerken wordt vaak ontsierd door allerlei extra muren en/of houten of stalen constructies die het gebouw voor instorten moeten behoeden.
De zeer indrukwekkende hoogte van het schip maakte het vroeger onmogelijk om de Sint-Catharijnekerk te verwarmen. Daarom werden de diensten in de winter in onderstaande, veel kleinere (witte) Jacobskerk (Voorstraat 86) gehouden. De Jacobskerk is momenteel in gebruik als huisartsenpraktijk.